In het vorige blog gaf ik een synopsis van de roman De vlucht (oorspr. The Witch of Cologne) van Tobsha Learner.
In dit blog geef ik enige citaten over de ontmoetingen die hoofdpersoon Ruth heeft met Spinoza en haar veelvuldige overpeinzingen over diens leer. Door die selectie ontstaat een zekere vervalsing, want het zijn korte episodes die over alle gebeurtenissen heen verspreid liggen. Maar voor de lezer die zelf iets met Spinoza heeft, is het verrassend telkens weer dergelijke scènes of overwegingen tegen te komen. En niet zo weinig. Hier een selectie.
Wanneer Ruth naar Amsterdam is gevlucht komt ze in 1656, in vermomming als jongeman Felix van Jos, via Dirk Kerckrinck in contact met Spinoza. Die heeft de ban dan al achter de rug. “Hij had geen flauw idee dat Felix geen man was en begon hem ook les te geven. In de jonge huisknecht herkende hij een vroegrijpheid die de zijne evenaarde. Als Kerckrinck en Spinoza na de Latijnse les naar de kroeg gingen om over politiek te praten, stond Spinoza er altijd op dat de verlegen jongeman meeging. In de kroeg had Spinoza vaak het hoogste woord. Ook daar verkondigde hij zijn theorie dat God de hele natuur omvatte, zelfs het hele universum. En, wat nog gedurfder was, dat Gods macht niet die van een koning was, maar die van de natuur zelf, van het leven zelf.
Ruth luisterde geboeid toen Spinoza, terwijl hij zijn lege bierglas ophief zodat het licht er als door een prisma doorheen viel, zijn alleenspraak voortzette zonder zich door de rumoerige drinkers om hem heen te laten afleiden.
‘Alles komt voort uit God, maar we worden beperkt door ons menselijke begripsvermogen als we Hem willen begrijpen. De mens ziet God als een afspiegeling van zichzelf, maar dat beeld is vals. Niet onze zogenaamde vrije wil bepaalt dat we iets wensen of verlangen, maar de staat van onze geest en ons lichaam op een zeker moment. Onze enige vrijheid is dat we ons verstand zodanig kunnen gebruiken dat we de passieve emoties en verwarde ideeën die ons willen onderwerpen, omzetten in een helder begrip van onze motivaties. Ons verstand kan ons precies vertellen wat we moeten doen. Vergeet dat nooit, Felix.’” [p. 54]