Ze benadrukt Spinoza’s onafhankelijk daar hij een buitenstaander was geworden, niet aangesloten bij enige kerk of wetenschappelijk of ander instituut. Het maakte hem uiterst geschikt om allerlei verward denken, bijgeloof en vooroordelen te onderkennen en aan de kaak te stellen.
Jammer dat ze vervolgens zijn zgn. pantheïsme weergeeft, alsof hij de wereld zou zien als "deel van God". Dat corrigeert ze daarna wel weer enigszins door als het bijzondere van Spinoza te beschrijven dat God en wereld twee verschillende aspecten zijn van eenzelfde werkelijkheid.
Vervolgens gaat ze meteen over op het praktische aspect van Spinoza’s denken: zijn benadrukking van een manier van leven, zoals hij die ook zelf leefde. “Spinoza argues that the way to "blessedness" or "salvation" for each person involves an expansion of the mind towards an intuitive understanding of God, of the whole of nature and its laws. In other words, philosophy for Spinoza is like a spiritual practice, whose goal is happiness and liberation.”