Zoals volgens de wet van Haeckel de ontwikkeling van een individueel
organisme van een bepaalde soort een herhaling is van de evolutionaire
ontwikkeling van die soort, in Haeckels termen: "de ontogenie een
herhaling is van de fylogenie," zo kan de ontwikkeling van de kennis van Spinoza’s
filosofie door een individuele lezer, niet zonder kennisneming van de
ontwikkeling van het Spinozisme gedurende de loop van de receptie en verwerking
van zijn filosofie.
Deze gedachte kwam bij me boven toen ik een uitgebreid
artikel las over Spinoza in verschillende stadia van de ontwikkeling van de
filosofie van Friedrich von Schelling en daarbij merkte, althans het gevoel kreeg, dat Wolfgang Bartuschat
daardoor geïnspireerd moet zijn geweest in zijn benadering van Spinoza’s Ethica.
En ik realiseerde het me vanwege de soms zeer lange
bibliografieën aan het eind van veel studies over aspecten van Spinoza’s
filosofie. Ieder moet uiteraard zelf Spinoza’s werken lezen, herlezen en
diepgaand nadenkend en analyserend bestuderen. Maar zijn filosofie zit zo
compact en ingewikkeld in elkaar dat je er ook niet goed kan inkomen zonder
kennis te nemen van de vele pogingen tot begrip en uitleg van anderen. En dat
wil zeggen: kennisnemen van secundaire Spinoza-literatuur en die bestaat intussen
uit vooral commentaren op commentaren op commentaren… Die laten je zien welke
eerder geprobeerde interpretatiewegen doodliepen en welke benaderingen vruchtbaar
zijn.
Ja, Spinozisme is op zichzelf een soort Talmoedstudie
geworden.
Goede Spinoza scholars zijn schriftgeleerden op de teksten
van Spinoza, en hun uitleggingen krijgen veelal de vorm van discussies tussen
voor- en tegenstanders van een bepaald standpunt. Dat loopt soms uit de hand,
zoals op dit Spinoza-blog wel blijkt.
Het wachten is nu op een auteur die zoals Aaron Parry, The Complete Idiot’s Guide to the Talmud
[Penguin, 2004] met zo’n studie voor het Spinozisme komt.
Een boekje dat net als dit, laat zien hoe frustrerend de Spinozastudie soms kan zijn.