Het is geen eenvoudige tekst die ik als mogelijk Spinoza’s
mooiste beschouw [cf. eerste en tweede blog over dit thema]. Er komt veel in samen. De
tekst gaat vooral over “de goddelijke wet” maar is tegelijk een samenvatting
van waar het hem in de Ethica om
gaat.
Samengevat gaat de redenering
aldus:
Net als de 'menselijke wet' betreft ook de 'goddelijke wet' de levenswijze die
mensen zichzelf of anderen om een of ander doel voorschrijven. Bij de
menselijke wet gaat het om de levenswijze, die "enkel dient tot
beveiliging van het leven en de staatkundige zaken", terwijl het bij de
goddelijke wet gaat om het hoogste goed, dat is: de ware kennis van God en
liefde tot God. Waarom Spinoza daarvoor de term 'goddelijke wet' (lex divina) invoert wordt pas in het
vervolg duidelijk: daar al onze kennis afhangt van de kennis van God, hangt ook
ons hoogste goed en onze hoogste volmaaktheid enkel af van de kennis van God.
Niets immers kan zonder God bestaan of begrepen worden. Daarom bestaat ons
hoogste goed en onze gelukzaligheid dus hierin: de kennis van en liefde tot
God.
De middelen om daartoe te komen kunnen – daar God in ons werkzaam is – Gods
geboden (iussa Dei) worden genoemd en
zo kan deze levenswijze goddelijke wet worden genoemd. De idee Gods dicteert
ons immers dat God ons hoogste goed is, ofwel dat de kennis van en liefde tot
God het einddoel is, waarnaar al onze handelingen gericht moeten worden.