Spinoza’s eeuwige geest

0
450


Vandaag kan ik weer eens op enige interessante teksten
wijzen die voor iedereen op internet beschikbaar staan. Het gaat om een
onderwerp dat hier al vaker aan de orde is geweest, n.l. over het laatste
deel van het Vijfde deel van de Ethica, waarin Spinoza zijn leer geeft over het
eeuwige deel van onze geest.


In het eerste geval gaat het om een Master of Arts-thesis uit
mei 2015 die dezelfde titel draagt, Spinoza's
Eternal Mind,
als de titel van het stuk dat Mark Behets op Spinoza in
Vlaanderen plaatste, “Spinoza’s eeuwige geest” [cf.
Blog], onafhankelijk van
deze thesis, waarnaar hij ook niet verwijst.


Zachary Biondi, Spinoza's
Eternal Mind
. Master of Arts in Philosophy-thesis, Missouri State
University [Theses and Dissertations. Paper 36], 2015 [cf.
PDF]


Het is een goed leesbare en m.i. zeer interessante tekst
over een moeilijk onderdeel van een al niet eenvoudige Ethica. Het stuk bestaat
uit drie delen. In het eerste deel behandelt hij hoe het thema van de
onsterfelijkheid van de ziel speelde in de joodse gemeenschap waarin Spinoza
gevormd werd (uiteraard mede aan de hand van Steven Nadler’s Spinoza’s Heresy). Tevens behandelt hij
een aantal van de uiteenlopende interpretaties in de secundaire
Spinozaliteratuur. In het tweede deel behandelt hij centrale delen van Spinoza’s
filosofie die z.i. goed gekend moeten worden om het laatste deel goed te kunnen
doorgronden (parallellisme, leer over de geest, kennissoorten, eeuwigheid vs.
tijdelijkheid e.d. hetgeen hij op een boeiende wijze weergeeft). In het laatste
deel komt hij dan toe aan zijn eigenlijke onderwerp en daarin laat hij vervolgens
zien hoe Spinoza in een (joodse) traditie stond (Maimonides, Gersonides en vele
anderen), waarbij hij tenslotte een schets geeft van De Anima van Aristoteles, waarmee hij de sterke gelijkenis van Spinoza’s
theorie wil overbrengen. Een frappante overeenkomst, boeiend om nog eens naar
terug te grijpen.


Opmerkelijk vond ik dat Biondi het – zonder enige
toelichting – veelvuldig heeft over ‘God’s mind’ en de ‘mind of God’, terwijl Spinoza
dat geen enkele keer doet. Je zou dan verwachten dat hij daar enige woorden aan
wijdt, maar het gaat hem blijkbaar om iets vanzelfsprekends.