Het is wel fraai dat de correspondentie die Spinoza en Willem van Blijenbergh met elkaar voerden als de “Brieven over het kwaad” zijn benoemd, maar het is wel een beetje jammer dat die andere Bijbelverhalen dan dat over Adam (waarbij in de brieven Eva niet eens genoemd werd) die aanleiding hebben gegeven voor de gelovigen om over Het Kwaad te spreken en te preken, er niet in aan de orde komen: het verhaal over Kain en Abel en het verhaal over Job. Over het boek Job en de man Job zegt Spinoza in de TTP wel het een en ander, maar op het verhaal en de thematiek ervan gaat hij nauwelijks in.
Dat verhaal is bekend. Satan daagt God uit tot een wedje dat de rijke Job, de herdersvorst, gezegend met tien kinderen, die alle reden heeft om met zijn leventje tevreden te zijn, van zijn simpele geloof zal afvallen en God zal lasteren, als hij op de proef wordt gesteld. God gaat akkoord met het wrede experiment en laat Satan begaan om kwelling na marteling toe te brengen aan die trouwe dienaar van God, Job, om te zien of de wil van die mens kan worden doorbroken. Job krijgt te horen dat zijn kinderen dood zijn, zijn vee gestolen of verbrand, en ook hijzelf wordt ernstig ziek. Maar Job gaat niet in op het voorstel van zijn vrouw om God te vervloeken, want “zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet?” Job beklaagt zich in zijn wanhoop bij God waarom toch, wat hij Hem kan hebben misdaan, maar hij kiest ervoor met God in debat te gaan. En dan krijgt hij van de machtige te horen: waar was jij dan toen ik de sterren en alles schiep? Maar goed, daar Job bleef geloven dat alles goed zou komen, wordt hij voor zijn standvastigheid dubbel en dwars beloond. Eind goed al goed?