De Internationale Dag van de Tolerantie werd in 1996 ingesteld door de VN om daarmee alle lidstaten op te roepen om activiteiten te organiseren die tolerantie bevorderen. Al enige weken loopt in ons land die naar mijn gevoelen vreselijke tolerantie-campagne van de Stichting Sire. Die moet uiteraard weer uiterst lollig en op het onbenullige af onnozel zijn, waaruit blijkt dat de makers van de flop geen bal begrepen hebben van wat tolerantie nou werkelijk inhoudt.
Hoe vaak wordt Spinoza niet in verband gebracht met de roep om tolerantie: zijn pleidooi voor libertas philosophandi! Zie b.v. op deze wikipediapagina over tolerantie. Maar, schrijft Michael A. Rosenthal, “The problem is that Spinoza does not offer an explicit theory of toleration.” *)
De vraag is of dat eigenlijk wel een probleem is. En of niet Spinoza’s hele filosofie een-en-al impliciete toelichting is op wat – al dan niet welbegrepen – tolerantie genoemd wordt. Het lijkt me nuttig hier te stellen dat het helemaal niet toevallig is dat je het concept tolerantie bij Spinoza niet vindt en dat het woord ‘tolerantie’ in zijn hele werk niet voorkomt.
Mensen, zowel als hun verschillen van mening en hun verschillende godsdienstige overtuigingen, hebben bij hem sowieso altijd al het volste recht van bestaan, alleen al omdat ze bestaan! Ze kúnnen in Spinoza’s filosofie al niet het object van enige vorm van tolerantie zijn. Tolerantie is iets dat wordt uitgeoefend t.o.v. iets waarvan iemand op een of andere manier al niet het volle recht op bestaan erkent. En waar kan die mening dan op berusten? Waar haalt iemand het ‘recht’ vandaan te tolereren of niet te tolereren? Een tolerante houding vertrekt van iets volstrekt fouts (‘menen dat iets niet mag bestaan’) om vervolgens mooi weer te spelen (‘zie mij tolerant zijn’).