Spinoza, de bioloog

0
551

Johannes Colerus schreef in zijn Korte, dog waaragtige levens-beschryving van Benedictus de Spinosa [Amsterdam, 1705; heruitgave Martinus Nijhof, 's Gravenhage, 1880] op blz 33 en 34:

“Boven dien bestond zyn vermaak in een pyp tabak te rooken, of wanneer 't hem tot eenig ander tydverdryf te doen was, [34] zogt hy eenige spinnekoppen, en deed se met malkanderen vegten, of hy ving eenige vliegen, worpse in 't net van de spin, en zag dien oorlog met een groote vergenoeging, zelfs tot lachens toe aan. Ook nam hy wel zyn vergrootglas ter hand beschouwende daardoor de kleynste mugjes en vliegjes, te gelyk daarover redenerende.”

Meestal wordt dit gezien als een vorm van tijdverdrijf, een wreed spel, en zo bracht Colerus het ook. Maar uit die laatste woorden, “te gelyk daarover redenerende”, mag dit veeleer geduid worden als een getuigenis over een vorm van wetenschap bedrijven. Spinoza had een veelzijdige interesse in natuurstudie, maar had de middelen en ook de ambitie niet om daarin ver te komen – zijn ambitie lag meer op het vlak van ethiek als gedrags- en levenskunde en van politieke theorie (ik omschrijf hier ethiek expres als ‘levenskunde’ om het als een vorm van biologie te zien). Louter tijdverdrijf zal dat brengen van vliegjes in spinnenwebben toch niet geweest zijn. Eerder bedreef Spinoza tussendoor enige biologische studie, net zoals hij zich in bescheiden mate met scheikunde en mechanica bezig hield.