Rüdiger Safranfski, de Duitse filosoof en schrijver van biografieën, kan maar niet genoeg krijgen van de Duitse Klassieke en Romantische periode die in Duitsland met z’n toen nog vele vorstendommen, van 1780 tot 1820 de plaats innam van de Revolutie in Frankrijk. Het is de tijd van Kant, Schelling, Hegel, Herder, Schiller, Goethe en de romantici Novalis, de Schlegels, Hölderlin, Kleist e.a.
Uiteraard was die vriendschap Goethe en Schiller ook al in het Schillerboek aan de orde geweest , maar in dit boek staat die centraal en laat Safranski in zijn boeiende stijl zien hoe ze elkaar wederzijds stimuleerden, juist door hun verschillen in persoonlijkheid: Goethe meer dichter, meer openstaand voor het onbekende en duistere, meer een man van de wereld, het uitwendige. Schiller meer een denker, een filosofische man-van-de-geest, van de analyse. Goethe was dol op Schillers analyses van zijn werk, terwijl Schiller in zijn soms stokkend dichterschap veel van Goethe kon opsteken.
Samen met Goethe gaf Schiller vorm aan de “Sturm und Drang”-periode van de Duitse literatuur. Zij werden zulke goede vrienden dat Goethe na Schillers overlijden in 1805 schreef: “Ik verlies met hem de helft van mijn bestaan.”