Ook: Salomo, Solomon, Shlomo. Was een verlichte joodse geleerde en Hebreeuwse schrijver in Galicië, maar bracht ook vele jaren door in Rusland, Oostenrijk en Italië. Hij werd geboren in een klein stadje Dolina in Oost-Galicië in een traditioneel joods gezin; hij ging naar een traditionele jeshiva, onderging een gearrangeerd huwelijk, verzette zich tegen het volgen van het pad der rabbijnen dat zijn ouders van hem verlangden; begon aan een carrière in het zakenleven, ontdekte intussen bestaande kritische perspectieven op Hebreeuwse teksten (zoals Ibn Ezra); in Lemberg studeerde hij aan een technische school boekhouden en Duits, Frans en latijn en las aldus vreemdtalige teksten, waarna hij van plaats tot plaats liep op zoek naar een bescheiden vorm van bestaan. Hij diende twee jaar in het Oostenrijkse leger. Kortom, hij doorliep alle stadia van ‘the making of a maskil’, een aanhanger van de Haskalah, de joodse Verlichting. Omstreeks 1852, op 19-jarige leeftijd werd hij privéleraar vreemde talen bij een familie in het Galicische plaatsje Zhuravne (Zurawne), waar veel chassidiem woonden. Daar een manuscript van hem ontdekt werd waarin hij kritiek uitte op de chassidiem, kreeg hij een herem opgelgd, zodat hij daar geen werk meer kon vinden en hij zonder zijn gezin naar Roemenië vertrok, in die tijd een gewilde omgeving voor Gallicische joden om aan de slag te komen, waar hij in Galatz (Galati) boekhouder werd voor een grote firma en ’s avonds z’n studie-belangstelling volgde.
Het was mede door zijn eigen ban dat hij zich extra identificeerde met Uriël Acosta en daarna met Spinoza.