Richard Blackmore (1654 – 1729) Spinoza’s God: "As saves the name, while it subverts the thing"

0
362

Richard BlackmoreTwee jaar na de priester-dichter Abel Evans (zie vorige blog) kwam een andere Engelse dichter, de arts-dichter Richard Blackmore, Spinoza een veeg uit de pan geven. Hij schijnt als een wat mindere dichter gezien te zijn, maar zou wel een gerespecteerd arts en religieus schrijver zijn geweest, een aanhanger van de fysico-theologie. Dat religieuze en dichterlijke combineerde hij in zijn werk Creation. A philosophical Poem, in Seven Books (London, 1712), waarin hij over God en zijn schepping dichtte. In het derde boek keerde hij zich tegen de objecties van de atheïsten Vaninus, Hobbes en Spinoza. Over sommige tijdgenoten vraagt hij in z’n voorwoord, nadat hij kritiek heeft geuit op wat men toch ziet in Democritus, Leucippus, Epicurus en Lucretius:
“Will they confide in Mr. Hobbes? has that philosopher said any thing new? does he bring any stronger forces into the field than the Epicureans did before him? will they derive their certainty from Spinosa? can such an obscure, perplexed, unintelligible author create such certainty, as leaves no doubt or distrust? If he is indeed to be understood, what does he allege more than the ancient Fatalists have done, that should amount to demonstration?“

Dit zijn de regels in het gedicht die hij aan Spinoza wijdt: