In een volgend blog zal ik duidelijk maken waarom ik me hier even met Paul Tillich bezig houd. Af en toe kom je getuigenissen tegen over de affiniteit die Paul Tillich met Spinoza zou hebben gehad. Heel ver ging Cornelis de Deugd in een toespraak, getiteld “Paul Tillich en Spinoza” die hij op 15 oktober 1988 hield voor de Vereniging Het Spinozahuis in Leusden. Hij bracht daarin allerlei passages die bij Tillich te vinden waren en die erg erop leken bij Spinoza opgedaan te zijn. Maar daarmee bracht De Deugd een zekere vervalsing aan, door helemaal niet in te gaan op zeer onspinozistische dingen die meeklonken. Zo lezen we dat bij Spinoza de substantie staat voor “the ultimate power of being.” Niks mis mee, dat verwijst helemaal naar EIp34, “Gods macht is zijn wezen,” waarnaar De Deugd overigens niet verwijst. Dan schrijft hij: “op een andere plaats lezen we dat “universal substance” bij Spinoza “is based on an immediate experience of something ultimate in value and being.” Maar geen woord over wat dat “value” daar moet. Ook heeft De Deugd geen enkele moeite met Tillichs uitspraak dat de mens “exists in the power of an ultimate concern.” Dat “ultimate concern”, die “uiterste zorg” ervaren van een als persoonlijk op te vatten God, is iets dat bij Tillich veel voorkomt, maar dat toch echt niets met Spinoza te maken heeft. Daarover hoor je De Deugd dus niet.
Kennelijk zijn er vele “Varieties of Spinozistic Experience…”
Mijn stelling is dat Tillich, waar het hem uitkwam, Spinoza gebruikte, maar dat hij er ook al snel een eigen draai aan gaf, die niets meer met Spinoza van doen had, hoewel hij soms beweerde dat wat hij zei, in overeenstemming met Spinoza was. Dat zal straks blijken.