Over het verstand bij Spinoza – het eindige en het oneindige

0
380


Poging tot bijdrage tot zicht op de “ontologie van het
oneindige verstand” waar Henk Keizer naar vroeg in een reactie op het
blog van 22 september 2016, “Het altijddurende onderwerp
van "de eeuwigheid van de geest" bij Spinoza”, waarop 52 reacties
kwamen.


Het onderwerp van het intellectus infinitus intrigeert mij
al jaren en ik heb mij met de vraag naar hoe Spinoza dit intellect ziet vaak
beziggehouden – ook in blogs of reacties erop. Spinoza gebruikt het begrip op
enige plaatsen, maar wat bedoelt hij ermee, of: wat IS het.


Spinoza komt voor het eerst met de term ‘intellectus
infinitus’ in Ethica 1/16


Ex necessitate divinae naturae
infinita infinitis modis (hoc est omnia quae sub intellectum infinitum cadere
possunt) sequi debent.
Uit de noodzakelijkheid van de goddelijke natuur moeten oneindige [dingen] op
oneindige wijzen volgen (dat is alles wat onder een oneindig intellect kan
vallen) [of: wat een oneindig intellect kan omvatten].


Zoals Spinoza de term ‘intellectus infinitus’ hier introduceert
kan het lijken alsof het als een container is die, ontdaan van wat er in is,
zelf ook nog iets is. Dat wil hier zeggen dat je, als je afziet van alle ideeën
die het bevat, nog kunt vragen wat het ontische van het oneindige intellect is.


In het volgende hoop ik aan te tonen, dat het intellectus
infinitus buiten de ideeën die het bevat, niet nog iets is. Kortom, het
intellect is de verzameling ideeën waaruit het bestaat en niet méér.