Nadat Spinoza in deel IV van de Ethica heeft beschreven en uitgelegd hoe men volgens de rede kan leven, wat een nogal ander leven is dan zich laten leiden door hartstochten of meningen, geeft hij een reeks illustraties (voorbeelden) en consequenties van ‘leven volgens de rede’. Dat brengt hem tot een aantal fraaie wijze uitspraken, zoals
“Alleen vrije mensen kunnen jegens elkaar zeer dankbaar zijn.” (stelling IV/71)
“Een vrij mens, die te midden van onwetende mensen leeft, legt er zich zoveel mogelijk op toe hun gunsten te weigeren.” (Stelling IV/70). Je zou je maar afhankelijk van anderen maken. Maar Spinoza wijdt in een scholium uit hoe je hier prudent mee moet omgaan.
“Een vrij mens denkt in het geheel niet aan de dood, en zijn wijsheid bestaat niet uit denken aan de dood, maar aan het leven.” Homo liber de nulla re minus quam de morte cogitat, et ejus sapientia non mortis sed vitae meditatio est (Ethica, IV, prop. 67).
Georges de La Tour (1593-1652), Madeleine à la veilleuse (vers 1640-1645). Musée du Louvre (Paris).
Zoals ik al eerder in sommige blogs heb geschreven, zoals in het blog over Amor Dei intellectualis, zou het mij niet verwonderen als in een deel van deze, zeg, aforismen, Spinoza een groot stuk oude Hebreeuwse wijsheid investeerde, waarmee hij van jongsafaan was groot gebracht.