Meer dan ooit staat sinds Kant de
mens centraal in de filosofie. We weten allemaal hoe hij zichzelf in de Kritik der reinen Vernunft (1781) op de borst sloeg
door zijn ontdekking van zijn kenniskritiek als een copernicaanse revolutie te
typeren. Copernicus had geleerd dat de zon niet om de aarde draait, maar
de aarde om de zon. Zo stelde Kant dat onze kennis zich niet richt naar de
voorwerpen, zoals altijd was gedacht, maar dat de voorwerpen zich juist richten
naar onze kennis. Hij stelde vast dat wijzelf, ‘het
moderne subject’, aan de oorsprong staan van onze kennis. Het subject is actief
in het kenproces. Wij zijn het zelf die kennis voortbrengen. Kant zag in dat de
mogelijkheids-voorwaarden van objectiviteit niet aan de kant van het object gezocht
moeten worden, maar aan de kant van het subject. Nog meer dan Descartes, stelde
Kant het subject, de mens dus, centraal.
Spinoza kon nog zo Descartes hebben verweten dat hij aan de verkeerde
kant, n.l. bij zichzelf en zijn eigen denken, begon met filosoferen. Volgens
Spinoza moet je bij de oorzaak (bij God) beginnen. Alle kennis die de oorzaak
vanuit het effect wil begrijpen begint, aldus Spinoza – en dat is typerend voor
de verbeelding (imaginatio) – met inadequate,
onvolledige, fragmentarische kennis. Beginnen bij het subject en z’n zintuigelijke
ervaring en daaruit ontstane imaginatio, loopt het daadwerkelijke gevaar alles
in een teleologisch en antropocentrisch perspectief op te vatten.
En zie dan kom ik vandaag ineens deze tekst tegen, lezend in
het boek van David Bidney, The Psychology
and Ethics of Spinoza (1962, p. 132) – waarover ik binnenkort meer hoop te
bloggen:
“Spinoza would agree with Kant that the mind is all too
prone to attribute order to the modes or phenomena of nature. But as a
Rationalist and realist he maintains that the human reason is able to conceive
intuitively the essence and formal relations or connections among things, as
they exist independent of the human mind. In fact, far from maintaining that
nature is to be conceived through the categories of the human mind, Spinoza
criticizes this anthropomorphic view of things. The real "Copernican
Revolution" consists precisely in abandoning the relative, anthropomorphic
perspective of the human imagination and in conceiving things sub specie
aeternitatis from the infinite, absolute perspective of God. (See Note 1, p.
136.)