Hoe vaak heb ik hier in blogs niet gewezen op een paradox die je als lezer van de Ethica ervaart. Hoe kan een ethiek samengaan met een deterministisch bepaalde loop der dingen?
In een blog van 19 februari 2012 omschreef ik dat kort aldus: Het raadsel van samengaan van determinisme en ethiek… Ikzelf zie als het grootste raadsel dat ik al vaker op dit weblog aan de orde heb gesteld en meestal als ‘paradox’ omschrijf: hoe is met elkaar te rijmen dat een filosoof die uitgaat van volstrekt determinisme een ethiek brengt, waarin van ruimte voor de mogelijkheid tot verandering (beïnvloeding) wordt uitgegaan. Onlangs zag ik dat Herman De Dijn hierover in 1985 schreef: “The compatibility of determinism and moral attitudes”.
En eerder, in het blog van 3 december 2009, daagde ik Manon Schotman uit om haar scriptie te schrijven “over wat voor sommigen dé paradox is bij Spinoza: hoe is het mogelijk dat wij, zonder een substantieel ik, zonder een echt centrum van actie te zijn met een vrije wil, toch de mogelijkheid hebben om ons bestaan te sturen en richting te geven, tóch door naar kennis te streven de regie in handen kunnen nemen van een gelukkiger bestaan dat uitmondt in een amor Dei intellectualis.”
Ja, hoe is het toch mogelijk dat een filosoof met een naturalistische metafysica waarin alles, ook de mens, volledig causaal gedetermineerd is (zodat er geen enkel zicht lijkt te zijn op enig zelfstandig-subject-zijn), dan tóch een Ethiek ontwikkelt op het streven naar zelfbehoud van elk ding (de conatus). Hoe laat zich de aanname van een causaal bepaalde natuur rijmen met het teleologische idee dat mensen doelgericht handelen? Hoe kan men een metafysisch onzelfstandig wezen überhaupt op hemzelf betrokken doelen toeschrijven?
Dit probleem gaat opgelost worden!