Er is meermalen de wens uitgesproken dat een Spinoza voor de
islam zou opstaan. Nu weten we niet hoe diepgaand Spinoza de islam bestudeerd
heeft. Maar uit het weinige dat Spinoza over moslims (die hij vanwege het
Osmaanse Rijk meest Turken noemt) en over Mohammed schreef, valt op te maken
dat hij het niet eens zou zijn met hen die vinden dat de Koran-interpretatie
van de salafisten geen recht doet aan de leer van Mohammed, namens wie ze
willen optreden. Zij zullen – waarschijnlijk tot hun ontsteltenis – moeten
concluderen, dat Spinoza eerder aan de kant van de interpretatie van de
salafisten te vinden is, dan van de gematigde moslims (die de jihad meer als een
innerlijke strijd tegen eigen egoïsme en hartstochten zien).
In zijn brief van februari 1671 (brief 43) aan Jacob Osten, in reactie
op de brief van Van Velthuysen, die in het slot van zijn brief uit Spinoza’s Tractatus theologico-politicus had
gemeend te kunnen afleiden dat Spinoza Mohammed als een ware profeet zou zien,
ontkent Spinoza dat en schrijft: