Voor ik verder ga met mijn bespreking van dit boek van Maarten van Buuren, Spinoza. Vijf wegen naar de vrijheid [cf. vorig blog], wil ik voor de duidelijkheid eerst nog even benadrukken dat ik niks heb tegen de Stoa, dat betreft een zeer interessante filosofische stroming, en ook niks tegen vergelijking van Spinoza met een of meer van de stoïcijnen. Waar het mij om gaat is dat er distorsie kan plaats hebben als je, zoals Van Buuren laat zien, te veel erop uit bent om Spinoza door een Stoa-bril te lezen en zelfs een Stoïcus van hem te maken.
Deze beide aspecten komen aan bod in dit gedeelte van mijn bespreking, waarin ik hoofdstuk 2, “Zelfbeschikking”, en hoofdstuk 6, “Spinoza en het liberalisme”, samen neem. In beide behandelt hij hoe Spinoza het begrip vrijheid ziet. Daarvan geeft Van Buuren in hoge mate een boeiende en toereikende behandeling. Zowel biedt hij een prima behandeling van hoe Spinoza recht als macht ziet, hoe hij dit behandelt vanuit de oude Romeinse begrippen sui juris (hetgeen hij hier weergeeft met zelfbeschikking) versus alterius juris (onder vreemd recht staan). Dit leidt vervolgens tot interessante uiteenzettingen over de betekenis die en het onderscheid dat Spinoza ziet in ‘vrijheid van denken’ en ‘vrijheid van handelen’.