Mijn oudste neef is 78 en woont – als weduwnaar -in een Ouderengemeenschap. Een nette naam voor beschermd wonen, er is toezicht op afstand, de bewoners, ieder persoonlijk, in hun volle waarde latend.
Neef had al een jaar last van hoofdpijn. Eerst gaat hij receptvrije pijnstillers slikken, maar wanneer die niet helpen gaat hij naar de huisarts. Die hem een behandeling »des huisarts« geeft. Als gebleken is, dat hij al receptvrije medicijnen zonder resultaat heeft geslikt, krijgt hij nu andere tabletten nu met recept. Eindelijk krijgt hij van de huisarts een doorverwijzing naar het plaatselijk ziekenhuis.
De neuroloog, die hem behandelt krijgt van hem wat nadere gegevens, die zich in de loop van de maanden hebben geopenbaard. De hoofdpijn zit op specifieke plaatsen in zijn hoofd. Rechts voor, links en rechts achter. Hij kan het haast met de vinger aanwijzen.
De neuroloog vertrouwt het niet. Dat kan – in het ergste geval – niet eens een hersentumor zijn. Dus wordt neef doorgestuurd naar een universiteitskliniek.
Hier is het maken van een mri-scan een van de eerste onderzoeken, vooral omdat die niet eerder is geschied.
Maar – en dat is voor een MC niet ongebruikelijk – ten tijde van het beschikbaar komen van de uitslag is de opdracht gevende specialist met vakantie. En wordt neef ontvangen door twee jonge vrouwelijke doktoren, een ervan duidelijk in opleiding.
En dan ervaart neef eerst iets anders. Mede door de leeftijd is hij uitgesproken vergeetachtig wat namen betreft. Hij heeft de naam van de arts wel gehoord, maar is die gelijk weer vergeten. Toch lijkt het hem nuttig er achter te komen. En, zittend aan gene zijde van het bureau probeert hij het naamschildje te lezen, dat zij op haar goed-ontwikkelde borst draagt. Maar neef komt niet verder dan >Drs. M.G.A. va…<.
Dan valt hem op, dat hij, zo opzoek zijnde feitelijk ongegeneerd naar de borst van die vrouw zit te staren. En krijgt gelijk een kop als vuur, de blos valt er bijna af. Stil klaagt hij voor zich uit > Kan ik er verdikkeme wat aan doen?? Waarom moet dat dan ook zo ? Kan dat niet anders?<
Dan dringt de stem van de dokter tot hem door
>…Nee, ook de scan heeft niets specifieks uitgewezen. Het enige dat mij opviel was, dat van de hersencellen. Normaal raken door ouderdom bepaalde hersencellen hun functie kwijt, maar – volgens het onderzoek – is dit aantal bij u groter dan normaal…<
Neef hoort de rest eigenlijk niet meer. Hij beseft, dat hij wordt gevraagd over twee maanden nog eens bij de >eerste< arts terug te komen. En die afspraak wordt gemaakt.
Maar de opmerking van de jonge dokter, waarvan hij een eventueel verdere informatie door de schok helemaal gemist heeft, blijft door zijn hoofd spoken.
De behandelende neuroloog ziet hij weer na drie maanden. Die heeft een heel verhaal, maar spreekt met geen woord over de »uitvallenden hersencellen«. Het ligt dus voor de hand, dat neef na het betoog van de dokter vraagt
> En dokter, hoe staat het met mijn niet meer functionerende hersencellen ? Is daar nog wat aan te doen ? Of is dat proces nog te stoppen of te vertragen?
De specialist kijkt neef stomverwonderd aan.
>Hoe komt u aan dit idee?
> Wel, dat was een van de dingen, die uw collega vorige keer aan mij vertelde.
De neuroloog schudt zijn hoofd en kijkt neef strak aan.
> Moet u gewoon niet op letten. Allemaal NONINFORMATIE.
Dat is een nieuw woord voor neef !!!
Wat moet ik daarmee ?
> Nu, dat is precies de betekenis van het woord noninformatie! Omdat iemand er toch niets mee kan, heeft het geen zin, is het dus geen informatie.
Neef heeft in de volgende jaren dat hij hier de neurologie moest bezoeken, de dokter met het Scheve Naamplaatje, die hij dus maar gemakshalve mevrouw Hogenboezem heeft genoemd, nooit meer ontmoet. Da’s ook gewoon in een universiteitskliniek. Ach, misschien maar goed ook. Hij had toch niet de moed gehad om er met haar over te gaan discuseren.
Maar…. hij had wel die maanden – en ook nog lang daarna – over de noninformatie in de zorgen gezeten.