Eigenlijk kan ik maar beter stoppen met het lezen van inleidingen en geschiedenissen van de filosofie. Zo langzamerhand lees ik te vaak inzichten die ik al tot me genomen heb. Een uitzondering maakte ik voor het boek van Leszek Kolakowski, Waarom is er iets en niet niets? Kernvragen van de westerse filosofie in 30 filosofenportretten, dat eerst in het Pools en toen in het Engels uitkwam. Nu dus ook in het Nederlands [Klement, Pelckmans, 2009].
Kolakowksi heeft zich met dit boek niet ten doel gesteld de leer van de voornaamste filosofen samen te vatten, maar om van hen het voornaamste idee te beschrijven. Hij koos er dertig – zo ongeveer de canon van de filosofie.
Ik leerde meteen iets in mijn geheugen te corrigeren. Ik meende uit m’n filosofielessen van 45 jaar geleden dat de vraag van de titel van zijn boek van Parmenides kwam en in de 20e eeuw door Heidgger weer werd opgepakt, maar volgens Kolakowski was het Leibniz die voor het eerst deze vraag formuleerde. En inmiddels begint mij te dagen dat ik dit nog wel eens ben tegengekomen.