Johannes Casearius (ca. 1642 – 1677) leerling aan wie Spinoza een hekel had én van wie hij hield

0
469

Voor de rest van de wereld is hij vooral bekend doordat hij in het derde kwart van de zeventiende eeuw predikant was te Cochin in Malabar, India, waar hij zich zeer bezighield met de kruidkunde. Hij werkte mee aan het prachtige werk, dat Rheede van Drakenstein – toen gouverneur van Malabar – in 13 delen met veel platen uitgaf in de jaren 1679-1703 te Amsterdam onder de titel Hortus Malabaricus. Casearius ontwierp er de opzet voor en schreef de Latijnse tekst van de eerste twee delen. De beroemde kruidkundige Nicolaas Jacquin noemde een geslacht van bomen en heesters, dat hij in Amerika ontdekte, in nagedachtenis aan Casearius Casearia.

Maar voor Spinozisten heeft Casearius een andere betekenis. Zij mogen de jonge Johannes Casear dankbaar zijn dat hij de nabijheid van Spinoza in Rijnsburg opzocht en als zijn huisgenoot zich door hem de hoofdlijnen van de filosofie van Descartes liet onderwijzen. Het is namelijk zeer de vraag of Spinoza’s werk Renati Des Cartes principiorum philosophiae zonder deze privélessen ontstaan zou zijn. Of dat ook voor de appendix bij dat werk, de Cogitata metaphysica, geldt is niet geheel zeker. Freudenthal leidt uit brief 13 af dat de CM eveneens in het kader van dat privéonderwijs z’n ontstaan vond, hetgeen Steenbakkers plausibel voorkomt, volgens wie die tekst in ieder geval uit het voorjaar van 1663 dateert.