Joachim Oudaen (1628 – 1692) schreef eerder nog een anti-Spinoza-gedicht

0
377

Van A. van Mourik verscheen zestig jaar geleden in Levende Talen, Berichten en mededelingen van de “Vereniging van
leraren in levende talen" [jg. 184 (1956), pp. 147-153] een artikel met de
titel: “Nog een gedicht van Oudaen tegen Spinoza.” Hij geeft erin enige
informatie over Joachim Oudaen, de versregels die hij over Van den Enden
schreef [cf.
voor deze regels deze PDF
op de website van Frank Mertens
],
uiteraard over het gedicht dat opgenomen werd in Adriaan
Verwer’s 't Mom-Aensicht Der Atheistery
Afgerukt
[cf.
vorig blog]. Maar waar het de auteur vooral om ging was het
feit dat in de Gemeentelijke Bibliotheek van Rotterdam een manuscript van
Oudaens hand wordt bewaard, een vrij lange brief in de vorm van een gedicht,
gericht aan zijn jongere vriend Adriaan Verwer. Deze schreef op de achterzijde
deze woorden:

„Dit rijm sond mij Joachim van
Oudaen, eer hij 't boek gelezen had ende dat hij bedruckt was of ik de stoffe
eens wel mochte getroffen hebben, met brief van 2 Julij 1683. Want nadat Hij
een exemplaar van 't werk had doorlesen sond Hij mij 't rym dat ik voor 't werk
heb doen drukken, met sijn brief van 5 Julij”.


Van Mourik verzorgde de transcriptie en eerste publicatie ervan, waarbij hij noteert: “Dit gedicht zegt ons heel wat meer over
Oudaens mening over Spinoza dan het reeds verschillende malen genoemde
lofdicht. Er blijkt uit, dat hij zich met de Spinozistische filosofie bezig
gehouden heeft en zijn „zwarte" tijd in deze richting gehad heeft. Anders
dan vele mede-Collegianten heeft hij zich er echter van losgemaakt. Maar hij
kent de gevaren en geeft daarom de onderstaande waarschuwing.” [p. 150]


Het leek mij nuttig dit eerdere gedicht van Oudaen over
Spinoza naar internet te brengen.