Al eerder, in een blog van 21 november 2011 over Jan Hendriksz. Glazemaker (1619 of 1620-1682) had ik een verwijzing naar het artikel van Erik de Bom (Leuven), "Een subtiele transformatie van Justus Lipsius' Monita et Exempla door J.H.Glasemaker" in DE ZEVENTIENDE EEUW (2008) 210-226 [bij DBNL]. Dat artikel is helemaal gewijd aan Glazemakers vertaling van de Monita et exempla politica (1605) van de Zuid-Nederlandse humanist Justus Lipsius (1547-1606), een vorstenspiegel die Lipsius had opgedragen aan aartshertog Albrecht en bedoeld als aanvulling op zijn in Leiden verschenen Politica (1589). Lipsius genoot in geleerdenkringen overal in Europa grote bekendheid als filoloog, oudheidkundige en filosoof. Uit dat artikel van Bom wordt ook iets duidelijk van de eigen politieke opvattingen van Glazemaker.
Aanleiding voor dit blog is een recente reactie van Wim Klever op de adressant van brief 84 in Spinoza’s Briefwisseling, die volgens Klever niemand anders dan Glazemaker geweest kan zijn. Ik volg hem daarin, gezien zijn sterke argumenten. Volgens Klever is uit hetgeen in Blom’s artikel werd aangedragen, en m.n. het citaat uit Glazemakers voorwoord van een andere vertaling, Boxhornius' Disquisitiones politicae, duidelijk te adstrueren dat het Glazemaker geweest moet zijn die Spinoza aanzette tot het schrijven van zijn Tractatus Politicus. Klever schrijft: “Als je nu brief 84 leest in combinatie ook met Spinoza's verzoek aan Lambert van Velthuysen om diens TTP-kritiek te mogen opnemen in een uitgebreide herdruk van de TTP, dan begint er iets te dagen omtrent Glazemaker's politieke inzet, die hij met Van den Enden gemeen had: samen met Rieuwertsz, wiens compagnon hij geweest moet zijn, was hij als een 'organizer of books'. Zijn stuwkracht ligt achter Spinoza's TP.”
Een veronderstelling waar meer aandacht aan gegeven zou mogen worden. Daarom voldoe ik hier graag aan zijn voorstel nog eens op Bom’s artikel uit 2008 te wijzen en dat citaat over te nemen. Ik neem ook iets van de omringende context ervan over.