Jacobus Koelman (1632* – 1695) over "den Cartesiaanschen Atheist Spinosa"

0
343


Jacobus KoelmanJacobus Koelman
studeerde theologie bij Gisbertus Voetius (1589-1676) aan de Universiteit van
Utrecht. Hij promoveerde in 1655 in de wijsbegeerte en werd in 1657
ambassade-predikant in Kopenhagen en bij de resident der Staten te Brussel. In
1662 werd hij predikant te Sluis in Staats-Vlaanderen. In 1674 werd hij door de
Staten-Generaal uit zijn ambt gezet en door de Staten van Zeeland uit hun
gebied verbannen omdat hij zich oneerbiedig had uitgelaten over de overheid en
de 'Kerckenordinge', waaraan hij zich niet
wilde
onderwerpen wat betreft de feestdagen en de formulieren; hij was vóór strenge
Sabbatsrust en tegen het Cartesianisme
. Er volgde een leven van omzwervingen.
Overal waar hij zich vestigde en samenkomsten hield ondervond hij tegenstand
van officiële kerkelijke zijde. Hij werd onder andere uit Rotterdam verbannen.
In Amsterdam genoot hij aanvankelijk bescherming van zijn voormalige superieur
in Kopenhagen, de oud-gezant Coenraad van Beuningen, maar moest uiteindelijk
ook deze stad verlaten. In 1691 vestigde Koelman zich te Utrecht. Hier werden
zijn huisoefeningen gedoogd. Intussen verzorgde hij een indrukwekkende lijst
publicaties waarin hij thema's van de Nadere Reformatie als zondagsheiliging,
opvoeding, wereldmijding en dergelijke behandelde. Hij overleed in 1695.


Jonathan Israel
omschrijft Koelman als een fundamentalistische calvinistische theoloog die zich
zeer verzette tegen Balthasar Bekker. Bekkers bewering dat hij Spinoza wilde
bestrijden vond hij maar onzin – een verraderlijke list. (Radicale Verlichting p. 418)