Met de zin “zonder de baanbrekende activiteiten van Johannes van Vloten en Johannes Diderik Bierens de Haan is het spinozisme in Nederland ondenkbaar”, geeft Siebe Thissen aan het begin van zijn boek De Spinozisten meteen alle credits aan deze heren. En meteen daarop geeft hij tegelijk aan waar zij stonden en welke bewegingen in het Spinozisme te onderscheiden waren: de eerste was spreekbuis van de ‘materialistische, antireligieuze’ de tweede van de ‘mystiek-religieuze’ Spinoza-interpretatie. Hier gaat het verder over deze tweede.
Johannes Diderik Bierens de Haan, werd in 1866 te Amsterdam geboren in een hervormd milieu, als zoon van koopman (theehandelaar) en kunstverzamelaar Jan Bierens de Haan en Louise Leonore van Leeuwen. Hij deed z’n gymnasium in Haarlem, studeerde theologie in Utrecht en promoveerde in 1891 in Groningen op een proefschrift over Shaftesbury (De beteekenis van Shaftesbury in de Engelsche Ethiek). Hij zag in Shaftesbury, de man van de 'moral sense'-ethiek, vooral ook de criticus op het egoïsme van Hobbes. In het jaar van zijn promotie huwt hij met Leonardina Wilhelmina Carolina Bervoets, met wie hij zijn eerste pastorie in Ootmarsum betrekt. Uit dit huwelijk werden, behalve een dochter die jong overleed, drie zoons en een dochter geboren. Vervolgens staat hij in Hoogland (1895-1900) en tenslotte in Roosendaal (1900-1906). Hij was dus geruime tijd predikant in rustige gemeenten waar hij alle tijd voor studie en schrijven had. Aanvankelijk was hij orthodox, maar toen hij ‘zich niet langer voor de rechtbank van zijn denken kon rechtvaardigen', werd hij een vrijzinnig predikant, die ‘de norm der waarheid in onszelf' zocht (titel van één van zijn eerste geschriften).