Als reden wordt dan ook wel aangevoerd, dat er een vertrouwensbreuk heeft plaatsgevonden. Dat kunnen er dan zelfs drie zijn. De arts naar de patiënt, de patiënt naar de arts en beiden in elkaar.
Ieder mens kan zich wel zo’n conflict bedenken of herinneren. Wie het gelijk aan zijn kant heeft is een bijna niet vast te stellen kwestie, zeker niet voor een buitenstander. Is er sprake van geweld, dan ligt het wel voor de hand. Maar wanneer dat »geweld« van de kant van de arts komt ?
Ook vorige week verscheen nog een oudere duitse dame op de tv, die een ongeveer 15 cm. lang instrument liet zien, dat chirurgen na een operatie vergeten hadden mee te nemen.Het had lange tijd geduurd voor men haar serieus nam en een adequaat onderzoek instelde, dat een vierde operatie opleverde, waarbij het apparaat werd verwijderd. Die artsen waren nog veel meer kwijtgeraakt, dan alleen dat operatie-hulpmiddel. Het vertrouwen in de kundigheid, die alleen – zo leek het – maar onnodige pijn had opgeleverd.
Mijnheer P. Was altijd al een gezond mens. Alle jaren mocht hij de jaarlijkse ONRECHTVAARDIGHEIDS-bonus in ontvangst nemen, omdat hij geen dokter en medicijnen had nodig gehad. Maar juist een jaar na het overlijden van zijn vrouw, moest hij toch naar de dokter met klachten. Een eerste verwijzing naar het plaatselijke ziekenhuis, die weer door verwees naar een universiteitskliniek. Daar werd na drie maanden een grote tumor verwijderd. Een zware operatie. En een daarop volgende zevendaagse verpleging in de zelfde kliniek.
Mijnheer P. als alleenstaande had uiteraard behoefde aan verzorging. Maar in het nieuwe zorgsysteem werd dit niet als zodanig herkend. Pas na thuiskomst ontving hij een reactie van die >dienst<, dat >>over zes weken zijn geval zou worden bezien<<. Mijnheer P. maakte op een harde wijze kennis met onze moderne zorgstaat.
Een geluk voor mijnheer P., dat hij een ongelukkige zuster had. Die was op 57-jarige leeftijd als verpleegkundige weg gereorganiseerd en had geen baan meer kunnen vinden. Vreemd, eigenlijk, wanneer ze mensen nog langer dan na de 65-jarige leeftijd willen laten doorwerken. Maar nu was zij bereid, om haar broer, mijnheer P, na terugkeer uit het ziekenhuis, voor een aantal weken bij haar op te nemen en te verzorgen.
Twee maanden na de operatie kon mijnheer P., onder toeziend oog van een gezinshulp, weer zelfstandig wonen. Vrienden en verre verwanten bezochten hem regelmatig en ook de genezing, ondanks de hardheid van de chemokuren, vorderde redelijk goed.
Drie maanden nadat het hele proces was begonnen ontving mijnheer P. van zijn ziekenfonds een overzicht van de vergoede kosten. Het was een hele waslijst geworden, hij hoefde nu niet meer op het DEGENERERENDE douceurtje te rekenen !
Maar zijn ogen werden echt schoteltjes-groot, toen hij aan het eind van de lijst was toegekomen. Zijn huisarts had hem in het ziekenhuis bezocht en later had hij een keer opgebeld, om te vragen of iemand een bloed-prik-lijst mocht komen ophalen, maar verdere bemoeienissen waren er niet geweest. Dat kon ook niet, omdat hij bij zijn zus had >gelogeerd<. Maar voor die weken had deze huisarts wel bij het ziekenfonds vier huisbezoeken na ziekenhuisopname in rekening gebracht.
En hier had mijnheer P. een waar dilemma.
Was die arts werkelijk vier keer bij hem langsgereden ?
Hij had er ook 5 of 6 keer op kunnen geven, want van enige controle kon geen sprake zijn.
Hij was ook nooit ontboden geweest. Dat ziekenhuisbezoek is natuurlijk een aardige geste, die nog aardiger betaald moest worden. Maar van de rest was geen sprake. Hij kon ook niet controleren of de dokter aan de deur geweest was, omdat hij zelf niet thuis was.
Moest hij nu het ziekenfonds bellen met de boodschap, dat zij die kosten niet aan de huisarts hoefde uit te betalen ? Het tegendeel – hoewel het een onzinnige geste was, die met een telefoontje had kunnen worden opgelost – was feitelijk ook niet te bewijzen.
Maar er was nu wel sprake van een vertrouwensbreuk. Des te moeilijker, omdat hij voorlopig nog wel lang van die arts – anders dan voorheen – afhankelijk zou blijven.