Hierbij kom ik, zoals ik al enige malen aankondigde, nog
eens terug op het blog van 19 januari 2016: “De verbeelding zien als kracht,
ja zelfs als deugd bij Spinoza.” Ik heb m’n best gedaan om na te gaan of en zo
ja waar, Spinoza het over een virtus imaginandi heeft. En als hij die term niet
letterlijk gebruikt, of de notie hem dan terecht kan worden toegeschreven.
Via de blogs over Spinoza’s droom, die uitliepen op het laatste
blog over Spinoza over de droom, kwam ik al dichter in de buurt van zijn
‘imaginatio’. Intussen bleef ik zoeken, in de Ethica zelf en op internet (naar secundaire Spinozaliteratuur) en
kom tot de slotsom dat het onzin is om Spinoza de virtus imaginandi in de mond te leggen, maar geef ik nogmaals toe
dat het vermogen tot waarnemen en verbeelden (tezamen leidend tot de eerste kensoort van de
imaginatio), hoewel Spinoza kritisch op een teveel ervan is, uiteindelijk een
positieve rol speelt.