Mail naar een lotgenoot:
Hoi lieve Esther,
Ik denk er vaak aan hoe totaal de angst me ooit beheerst heeft. En dan verwonder ik me erover dat het niet meer zo is, in ieder geval niet meer totaal. Maar hoe dat is gebeurd? Langzamerhand! De knop is heel langzaam gaan draaien. Het heeft me erg geholpen om mijn flatje te ontvluchten, om te gaan werken – eerst als vrijwilliger. Bezig zijn, geen tijd om na te denken waar het vuil allemaal ligt, en als je thuiskomt te moe zijn om alles weer weg te werken. En tevreden zijn over jezelf helpt ook. Als ik nu thuiskom heb ik het gevoel dat ik hard genoeg gewerkt heb, genoeg mijn best heb gedaan. Ik verlang dan niet meer van mezelf dat ik nog allerlei rituelen ga uitvoeren. En als je je rituelen nalaat, en je merkt dat je niet ziek wordt, dat anderen ook niet ziek worden en dat anderen je ook niet gaan mijden omdat ze je vies vinden, dan wordt je bevestigd in een langzaam groeiende overtuiging DAT HET ER NIET TOE DOET. Nobody cares of je handen vies zijn, en of je schoenzolen proper zijn of niet. Waar ze om geven is of je benaderbaar bent, of ze bij je op bezoek kunnen komen, of je samen dingen kunt gaan doen, of je aardig bent. Ze willen je gezelschap, niet je reinheid.
Omdat ik over het algemeen tevreden ben over hoe ik ben, vertik ik het gewoon! Ik doe het niet meer. Ik heb me verdorie lang genoeg laten ringeloren door dat voortdurend gevoel van verplichting om de zaak schoon te houden. Anderen doen dat toch ook niet? Ik leer veel van op anderen letten, me aan ze spiegelen. Als zij gewoon op die bevlekte treinzitting gaan zitten, waarom zou ik dat dan ook niet? (Ik lieg nu wel een beetje – ik zoek ook nog steeds de schoonste plek op, but I am working on it ;-)). En ik wil genieten van het leven. Handen wassen, douchen, dweilen en stofzuigen is niet wat ik onder kwaliteit van leven versta. Ik wil genieten, uitgaan, reizen, voor de TV hangen en vooral: vrij zijn. Naarmate ik ouder word groeit het besef dat ik zoveel tijd verloren heb met al dat gedoe.
Jarenlang wist ik bij het handen wassen nooit wanneer het genoeg was. Hoe kan je dat immers weten? Zo stond ik gerust dertig minuten met mijn handen onder de kraan. Een paar jaar geleden kwam ik tot de ontdekking dat ik het wél wist. Een overtuiging die ik voor mijn ziekte altijd had gehad, maar die zo lang totaal was verdwenen. Het was een heerlijke ontdekking!
Je angst doet je voortdurend twijfelen. Het verstoort je instincten. Maar je instincten zijn nog steeds in orde. Ergens wéét je wat nodig is en wat niet, of je ergens ingetrapt bent of niet, en zo ja, of dat dan erg is, of je je tas hier op de grond kunt zetten, of je die ander een hand kunt geven en of je dan daarna wel of niet naar de dichtstbijzijnde kraan moet hollen. Je weet het – maar je moet er weer op leren te vertrouwen.
Ik kan je niet zeggen hoe je het moet doen, Esther. Ik ben echt geen lichtend voorbeeld, want ik laat me nog steeds door angst in de luren leggen en ik sta nog steeds bij teveel dingen stil. Ik moet nog steeds vaak vechten tegen mijn wasneigingen en geef er soms ook nog wel aan toe. Maar ik merk wel dat het gaandeweg minder word. Door het los te laten – door de controle in andere dingen te zoeken. Misschien troost het je dat het mogelijk is – dat je zo bang kunt zijn als ik denk dat jij nog bent, maar toch kunt hopen dat die angst ooit minder wordt. "Het" is geen almachtig monster. "Het" kan sterven.
ik hoop dat je hier wat mee kunt………
liefs, morris