…in goede tijden, zoals ook in slechte tijden…

0
368
Er zijn mensen, die denken Praag in twee dagen te kunnen leren kennen. En dan ook nog tijd verdoen met een bezoek aan een jazzclub, die je in iedere europese hoofdstad wel zult vinden. Maar dat ligt dan wel aan de start, die je kunt maken.

Wie als ik zoveel jaren al je zinnen gezet hebt om een stad te willen leren kennen, dan zijn zelfs twintig dagen niet genoeg. Een geluk voor mij, dat ik, vanwege mijn kennis van het Esperanto, over twee persoonlijke gidsen kon beschikken. Geen inwoners van de stad, maar dat is voor veel Tsjechen geen bezwaar. Wanneer zelfs een van de twee een gediplomeerd reisleidster is, dan is het al helemaal gemakkelijk.
Mijn eerste reis, nog in de socialistische tijd heb ik al beschreven. Die sovjet-bezetting was hierbij geen hinderpaal. Wie zich niet opvallend gedraagt, dacht ik, heeft niets te vrezen. En met een landsman, of -vrouw aan mijn zijde had ik niets te vrezen. Ik had die reis toen meer van het weer te lijden dan van wat anders.
Het tweede bezoek was Praag ook doel, maar ik moest mijn tijd ook verdelen over de noordelijke omgeving van de stad.

Wat maakt de stad nu anders als andere (hoofd)steden in Europa?

Het is een stad aan een rivier. Maar dat zijn Amsterdam, Berlijn, Budapest en Parijs ook. Het opvallende van de Vltava, of Moldau zoals we onder duitse invloed de rivier noemen, is, dat het een rivier zonder scheepvaart is.
De roeiboten, zeilscheepjes en rondvaartboten niet mee gerekend, wordt de rivier niet gebruikt om er op die manier geld mee te verdienen, zoals bv de mensen in Rotterdam. Dit geeft een landelijk idee aan de omgeving van de rivier, waar verschillende parken gelegen zijn. Want er is dan natuurlijk ook geen hectische (handels)activiteit langs de oevers. Toch zou de rivier bevaarbaar kunnen zijn, want er zijn sluizen, die het mogelijk maken de kleine stroomversnellingen te omvaren.
Wat een heerlijke ervaring hier langs de rivier te wandelen, op de plaatsen waar geen doorgaande wegen hun weg zoeken.

Praag heeft vele verborgen plekjes. Het zijn niet in de eerste plaats de paleisachtige huizen van de vroegere adel, die meest bekend is van hun »patronaat« van bekende componisten.
Maar wie te voet door de stad, trekt vindt altijd wel wat.
Achter de Burcht ligt een prachtig park met het Belvedère. Een zomerpaleis in de vorm van een omgekeerd schip. In de tuin ervoor staat de »zingende fontijn«. Wanneer die zijn water spuit en je gaat met je hoofd onder de »schaal«, die er omheen is, dan hoor je het water op het ijzer inderdaad »muziek« maken.
Echt verborgen zijn de beeldentuinen van de Mala Strana. De ingang aan de Ujedz lijkt een inrit naar ‘n binnenplaats van een huis, maar wie de poort doorgaat, komt op de helling van  een van die beeldentuinen (Vrtba). De rust, midden in een wereldstad is oorverdovend! Zoek een bankje en eet hier je boterham of een appeltje.
Wat verderop in een gelijkende poort vindt men de »funiculaire«, die de Petřin-heuvel »bestijgt«. Wie halverwege uitstapt vindt daar een restaurant met groot en mooi terras, waar vanaf men het mooiste gezicht over de stad hebt, dat je je kunt denken.

Wie hier zijn wandeling het park in begint, vindt er een aantal gebouwen, die zijn achtergebleven, nadat er eens een tentoonstelling is gehouden.
Dit is ook een fenomeen, dat alleen Praag kent. Daar wordt namelijk iedere honderd jaar een grote nationale tentoonstelling gehouden, met het doel een beeld te geven van wat het land (landen!) aan te bieden hebben op allerlei gebied. De eerst was in 1791, de 2e in 1891 en de derde dus in 1991. Die laatste heb ik ook bezocht, uiteraard na er op attent gemaakt te zijn door mijn Tsjechische vrienden.
Het mooie was toen, dat het land zich nog maar net achter het IJzeren Gordijn te voorschijn was gekomen. Maar het was nog wel »onverdeeld«, zodat ook het tegenwoordige Slowakije al het recht had, mee te doen!
Bij die gelegenheid had ik me, volgens het bekende patroon gemeld bij de vreemdelingendienst. Het duurde wat langer dan normaal, maar ik was dit keer wel de enige. Na een kwartier verscheen een officier in de deuropening. Heel beleefd informeerde hij welke talen ik allemaal verstond. Het bleek, dat we het bij het Italaans moesten houden !
Zoveel coulance had ik nog nooit meegemaakt. Hij stak zijn hand met mijn paspoort uit en ik stond op, om het aan te pakken. Maar in plaats van het gewoon te geven, vloog hij me om de hals en zei – dat snap ik nog wel in het italiaans ook – >>vanaf deze week zijn we weer vrienden!!<<.
De meldingsplicht voor Europeanen was juist afgeschaft!
Ik neem aan, dat ook dergelijke omhelzingen tussen toeristen en politie-officieren niet veel meer zullen voorkomen. Maar het gaf me wel een beeld, hoe »geliefd« ook hier de »bezetter« geweest moet zijn.

Toch had ik nog een keer met de politie te maken, om een zeer onaangename reden!

In 1996 werd in het moderne en ook schitterend gelegen Congresgebouw het jaarlijkse Esperanto congres gehouden. Ik logeerde bij familie van een van mijn tsjechische vriendinnen in een voorstad in het noorden van de stad. We hadden ons ter plaatse in laten schrijven en we zouden met de metro naar dat adres gaan. Ik had, zoals vaak ervoor, mijn geld en papieren in een »borsttasje« gestoken. Maar vanwege mijn handtas, koffer en fototas, was het wat makkelijker dit tasje over de schouder, onder mijn overhemd te dragen.We moesten, zoals bijna altijd in Praag overstappen. Vriendin voorop met mijn handtas en fototas en ik er achter met mijn zware koffer. Maar ik had een stap in het metrostel gezet en ik kon niet meer verder! Geen idee wat er aan de hand was, want het was wel vol, maar niet druk. Achter mij werd er enorm geduwd. Tot er zich een man losmaakte van de stang, die het instappen moet vergemakkelijken. En de stroom kon achter mij verder gaan. Aangekomen op het logeeradres, stelde ik voor, om het geld over ons beiden te verdelen. Ik pakte mijn tasje onder mijn overhemd vandaan.
En ik schrok. Hoe ? dan zou ik nu een pagina over moeten slaan. Al mijn geld was weg!
Zaterdagmiddag, minimale politiebezetting. Maandagmorgen terugkomen. Dus de hele maandagmorgen op een politiebureau. Er kwam een officier bij de juffrouw aan de balie, die mijn gegevens noteerde en in een proces verbaal vastlegde. Die officier maakte zijn excuses voor het ongemak, maar >ik moest er zeker van zijn, dat dit gebeurd was door mensen van de »Wit-Russische Maffia!«<. Deze nog onbekende truc zou een Tsjech niet kunnen bedenken. De verzekering heeft me gelukkig het grootste deel van het bedrag uitgekeerd. Maar dit is dan wel het enige wat Praag mij heeft aangedaan in die keren, dat ik er geweest ben.

Tot slot nog wat kleine opmerkingen, wanneer u nu ook daar eens wil gaan kijken.
Zorg voor goede schoenen, die makkelijk lopen. Want Praag is een stad voor wandelaars.
In het oude centrum vallen de winkelstraten op. De huizen lopen door tot aan de straat, de winkels zijn bereikbaar via de galerijen, die er onder aangelegd zijn. Boodschappen doen is daar altijd droog. Maar er zijn ook veel mooie winkels zonder zo’n bescherming.
Regent het, dan is de tram een mooi alternatief. Je betaalt per rit ! Je kaartje in de composteur steken en een handeltje overhalen. Op de kaartjes is een blokje met 9 vakjes afgedrukt. Iedere lijn heeft zijn eigen code, die dan in die cijfers wordt geponst. Overstappen? Dan opnieuw insteken, drukken en uithalen! Zo ook in de bussen en metro’s.

Wanneer u gewend bent foto’s te maken, zorg voor een flinke geheugenkaart in uw camera. Er zijn wijken, waar ieder huis een of meer foto’s waard zijn. Heb je thuis wat om na te genieten.

Dat merk je het best, wanneer je weet, dat je er wel nooit meer zult terug kunnen komen.