In de wat latere jaren, toen ik aardig de weg wist in de stad en hij door de economische crisis van die jaren zijn auto had moeten opgeven, werd ik ingezet in het economisch proces. Ik mocht bestellingen wegbrengen. En daar verschafte mijn »stepje« mij ongekende mogelijkheden.
Eens wist hij zelfs een destijds normaal kapok matras zodanig op te rollen, dat ik het op de plank kon vervoeren. Maar ook rollen kokos-lopers en gevouwen vloerkleden duwde ik zo de hele halve stad door. Want de winkel was in het centrum van het centrum gelegen en dan heb je altijd maar de halve stad voor je!
Niet dat ik nu direct in vervoering raakte! Het was heilige plicht en geen kinderarbeid. Het was het plezier, dat een kind zijn ouders kan terugdoen voor alle goede zorgen aan hem besteed. Daar werd toen niet moeilijk over gedaan en niet verder over gepraat.
Het stak in de straat wel een beetje af. De auto van de zaak van de buurman werd gelijktijdig geladen. En ik ging er lopend naast mijn stepje vandoor!
Omdat ik op school een heel effectieve manier aardrijkskunde had geleerd, had ik met de topografie van mijn vaderstad geen moeite. De »meester« was in de eerste les begonnen met een stip op het bord en de aankondiging >Dit is de school. Zo, en dan gaan we van hier uit alle straten er omheen tekenen!< Nu, dan leer je de stad wel kennen! Gewoon ter plaatse gaan kijken hoe al die straten en pleinen en wegen en zijstraten heten ! In de les weer invullen in de steeds groeiende tekening. Gelukkig, dat de stad toen nog maar een fractie was van haar huidige omvang.
Wanneer ik met een pak(je) op stap ging, kreeg ik altijd een briefje mee, waarop de naam en het adres van de klant, waar ik naar toe moest, op geschreven was.
Het adres was geen punt, de straten kende ik als een taxichauffeur! De eerste moeilijkheden begonnen bij het huisnummer. Regelmatig keerde ik naar de winkel terug, omdat het huisnummer niet overeen kwam met de naam, die op de deur stond.
>>Dan moet je maar goed vragen! Je hebt een hollandse mond!<<, was dan het meest gehoorde commentaar van pa.
En ik legde de zelfde weg weer af en mijn hollandse mond in werking.
>Bij wie moet je dan wezen, jongen?<
>Op mijn briefje staat van Zwan, mevrouw!<
>Die ken ik niet, mijn naam is van Dam! Maar van wie kom je dan?<
> Nou, van de Eendacht!<
Dan schiet mevrouw van Dam in de lach >Oh, dan is dat voor mij bestemd en heeft je vader mijn naam niet goed verstaan. Wacht maar even, dan krijg je een dubbeltje van me !<
En ik heb mijn vader allang vergeven!
Na bijna zeventig jaar denk ik, dat mijn vader in de winkel de namen van de klanten erg vaak niet goed verstond. En hij niet het lef had, dit te laten blijken. En dan zelf maar wat verzon. Die jongen met zijn hollandse mond kwam er wel uit!!
Waarom me dit nu weer te binnen schiet ?
Vorige week kwam ik op de webside van een mij bekende dirigent. Grote verrassing, want die side kende ik nog niet. Ik trof er ook zijn biografie. Het eerste, dat ik las was, dat hij een telg was van een geslacht van mensen, die veel met muziek te maken hadden. En die in Den Haag al zeer vele jaren een familiebedrijf voerden, dat piano’s verkocht.
En er ging een Groot Licht bij mij op.
In 1941 kocht onze pa in Den Haag een Grandiola, een piano met rollen. Ik wist tot vorige week niet beter bij een firma, die heel toevallig dezelfde naam had als vrienden van mijn ouders. De firma Maltha. Nu, dat was voor ons een toevalligheid zonder verdere gevolgen.
Je moet niet overal wat achter zoeken. En, waarom niet ?
Maar, mijn dirigent, die ik vorige week digitaal dus vond, heet Matla.
En zo viel een zeer oud puzzelstukje op z’n plaats.
Zo’n Pa Toch!!