Hoezo zou Spinoza het Asperger syndroom laten zien

0
372


In een blog van 27 april 2009, “Michael Fitzgerald bluft over
Spinoza's Asperger’s Syndrome”, gaf ik informatie over en kritiek op het zgn. ‘onderzoek’
van Michael Fitzgerald, die zich vooral gebaseerd bleek te hebben op de nogal
merkwaardige Spinoza-biografie van Margaret Gullan-Whur, die nogal wat eigenzinnige
psychologische duidingen in haar boek verwerkte. In behoorlijk veel literatuur
over Asperger en autisme wordt Spinoza genoemd en dit grijpt allemaal terug op
deze ene bron: Fitzgerald.


Daar ik bezig ben met voorbereidingen van een komend blog, waarin
ook weer eens Spinoza’s veronderstelde Asperger syndroom aan de orde komt,
stuitte ik op een aardige eindnoot in het boek van Rebecca Goldstein, De onbekende Spinoza
, waarin ze zinnige
argumenten aanreikt die Spinoza’s autisme, ook in de lichtere vorm van
Asperger, tamelijk ongeloofwaardig maken. En dan gaat het nog helemaal niet
over zijn vroeger veronderstelde sociale geïsoleerdheid (waar dus niets van
klopte), maar om z’n diepgaande empirische psychologische waarnemingen.


Graag neem ik die interessante eindnoot hier over:


Het betreft een eindnoot bij deze zin: “Zijn [Spinoza’s] bewondering
voor de wiskundige methodologie en voor abstracte systemen verminderde niet
zijn fascinatie voor menselijke typen en psychologische diepten.” [Blz. 166].
Daarbij deze noot 11: