Hoe lezen (vertalen) we Spinoza’s godsdefinitie?

0
385

Aangezien we maandag met de Spinoza kring Limburg écht beginnen met het lezen van de Ethica (we bereiden t/m 1/15 voor en hopen zover te komen), kom ik na de blogs over causa sui, in dit blog te spreken over Definitie 6, de godsdefinitie. Ik focus slecht op één, maar o zo belangrijk puntje. Het latijn kent geen lidwoorden. Toch kunnen we bij het vertalen meestal niet zonder. En of Spinoza in concrete gevallen dan ‘een’ of ‘de’ (of ‘het’) geacht wordt in z’n hoofd te hebben gehad, hangt van de context af en vooral van hoe je die bredere context verstaat.

Definitie 6 luidt: “Per Deum intelligo ens absolute infinitum hoc est substantiam constantem infinitis attributis quorum unumquodque aeternam et infinitam essentiam exprimit."

Henri Krop vertaalt: “Onder God versta ik een volstrekt oneindig zijnde, dat wil zeggen een substantie die uit oneindige attributen bestaat, waarvan ieder een eeuwige en oneindige essentie tot uitdrukking brengt.”  [onderstreping van SV]
Wiep van Bunge geeft dezelfde vertaling met ‘elk’ voor ‘ieder’.
Ook W. Meijer en C.J. Logemann hebben ieder resp. elk ‘een [..] wezen’ resp. ‘eene [..] aanwezigheid’.

Zo vertaald, “een […] essentie”, kán het lijken alsof er dus ‘oneindige’ essenties in God te onderkennen zouden zijn. Als het echter gaat om ‘één’ essentie (die op oneindig veel wijzen tot uitdrukking wordt gebracht; of op oneindig veel wijzen door de attributen wordt getoond) dan zou – om verwarring te voorkomen – beter vertaald kunnen worden met “de […] essentie.”