Het begint met Hobbes die als een der eersten met de gedachte op de proppen kwam dat moraal en wetten niet door God gegeven zijn, maar sociale constructies zijn – een gedachte die Spinoza verder uitwerkte. Begrippen als ‘vroomheid’ en ‘religie’ worden door Spinoza en zijn navolgers hertaald in ‘eerbied voor de wet’ die uitdrukking is van het algemeen belang. De Bijbel is dan ook zeer geschikt om ’t gewone volk dat (n.l. gehoorzaamheid aan de wet) te leren.
Dan volgt een hoofdstuk (10) dat het democratisch republicanisme afzet tegenover het klassiek republicanisme, alsmede het democratisch denken van radicale verlichters. Voor Spinoza, die daarin Van den Enden volgt, volgt de suprematie van de democratie boven andere staatsvormen uit het feit dat deze autonomie van het individu beter garandeert dan de andere, de mens dichter bij de natuurlijke toestand laat en maximale gelijkheid onder de mensen erkent, waardoor ze vrijer en gelukkiger zullen zijn.