Al tamelijk veel blogs heb ik gewijd aan de Spinoza-receptie van joodse zijde. Dat is, naar ik meen, niet zozeer een uiting van mijn filosemitisme (hoewel ik in mij niets van antisemitisme bespeur en wel een zekere – kritisch blijvende – fascinatie voor het joodse), maar heeft eerder te maken met mijn gegroeide overtuiging dat joden (seculiere en gelovige) een soort voorloperschap vervullen in duidingen van Spinoza, die ook voor niet-joden van belang kunnen zijn.
Soms denk ik wel eens dat anders dan de "exegesen op de vierkante millimeter" die zich dikwijls op dit blog afspelen (en waaraan ik op mijn manier meedoe), de zo geheel andere meer existentiële joodse Spinoza-receptie en –exegese je soms op dieperliggende aders doet stuiten. Zo ervaar ik het soms.
Zeker ook bij de persoon die ik in dit blog naar voren haal: een heel intrigerende persoonlijkheid uit het Warschau van tijdens het interbellum, die met een heel eigen receptie en exegese kwam.
De aanleiding ervoor vormt het feit dat het zondag, aan de vooravond van het joodse nieuwjaar (Rosj Hasjana), 70 jaar geleden is dat Zeitlin, op de leeftijd die ik nu heb, omkwam als slachtoffer van de Holocaust.