Graag wil ik wijzen op een bijzonder interessante tekst die Filip
Buyse op zijn academia.edu-pagina plaatste:
"Spinoza and Christiaan Huygens: The Odd Philosopher
and the Odd Sympathy of Pendulum Clocks."
Hij behandelt daarin Spinoza’s leer over de relatie tussen
delen en het geheel van het universum, in de correspondentie met Henri Oldenburg
en via deze met Robert Boyle. In brief 32 lezen we (ik geef de vertaling van F.
Akkerman)
“Onder de samenhang dan van de delen
versta ik niets anders dan dat de wetten, dat wil zeggen de natuur, van het ene
deel zich zo aanpassen aan de wetten of natuur van het andere deel, dat ze
elkaar zo weinig mogelijk tegenwerken. Wat het geheel en de delen betreft: ik beschouw
de dingen in zoverre als delen van een geheel, als hun naturen zich wederzijds
aan elkaar aanpassen, zodat ze
zijn. Maar in zoverre als ze van elkaar afwijken, doet ieder afzonderlijk ding
een idee, verschillend van die van andere, in onze geest ontstaan en wordt
derhalve als een geheel en niet als een deel beschouwd.”
Buyse stelt dan
vast: “Spinoza asserts that natures of bodies can adapt themselves to other
natures in a non-mechanistic way, and absent the agency of an external cause.
As such, this definition appears to be in clear contradiction with Spinoza’s radical,
metaphysical determinism which is an essential and characteristic element of
his philosophy.”