De laatste dagen ben ik bezig geweest met het artikel van Daisie Radner, Spinoza's Theory of Ideas 1), en het hoofdstuk van Diane Steinberg, Kwowledge in Spinoza’s Ethics 2). Radner’s artikel is een gedegen en terecht als klassiek en bijna uitputtend beschouwd artikel, dat overigens flink bekritiseerd wordt door Steinberg. Daarbij vallen mij dingen op als dat de laatste veel over ‘idee’ bij Spinoza schrijft, zonder een keer zijn definitie van idee aan te halen, laat staan te bespreken. De eerste behandelt veel van de verschillen tussen Spinoza en Descartes, maar, zo viel mij op, hét grote verschil tussen de idee-benadering van Spinoza, vergeleken met die van Descartes, behandelt zij niet. Om dat verschil te verduidelijken, schrijf ik dit blog.
Het grote verschil tussen de benadering van Descartes, de benadering die dominant werd in filosofie en wetenschap, waarop later door Kant werd doorgeborduurd, in de manier van dingen bekijken, namelijk vanuit onszelf, vanuit het subject, het Ik, en die van Spinoza, is dus dat Spinoza voorstelt om de dingen anders te bekijken, namelijk van buitenaf, vanuit een externe positie, anders gezegd volledig objectief te bekijken. Wat Thomas Nagel later als The View From Nowhere (1989) zou aanduiden. Spinoza gebruikt daarvoor in de Ethica de term God. Hij beschrijft in het Vijfde deel van de Ethica dat de wijzen (anders gezegd, hij stelt voor dat wij als we rationeel willen leven en dus wijs willen worden) de singuliere dingen sub specie aeternitate, vanuit het gezichtspunt van de eeuwigheid, bekijken.