Aldus luidt de kop vandaag in Trouw boven een interview met ‘religiebestrijder’ Herman Philipse over zijn boek God in the Age of Science? A Critique of Religious Reason (je ruikt Kant). Deze titel past fraai bij het onderwerp waarover ik wil bloggen n.a.v. de bijeenkomst die we gisteravond hadden met de Spinoza Kring Limburg. Maar eerst even Trouw.
Herman Philipse vertelt zes jaar te hebben gewerkt aan dit boek dat een meer doorwrocht en daardoor waardig opvolger moet zijn van het meer pamfletachtige ‘Atheïstisch manifest’ uit 1995. Hij weerlegt erin de opvattingen van grote religieuze denkers als Dewi Philips, Alvin Plantinga en Richard Swinburne. Aan die van de Oxfordse godsdienstfilosoof Swinburne besteedt hij de meeste aandacht, daar die m.b.v. de Bayesiaanse waarschijnlijkheidstheorie de meest complexe redeneringen opzet. “Ik houd mij bezig met de conceptuele kant van het geloof – met waarheidsclaims,” zegt hij, en: “De godsvraag raakt mij niet persoonlijk. Ik heb er geen emotionele band mee, [..maar] vindt religie een interessant menselijk verschijnsel. Het intrigeert me.”
Of hij (iets van) Spinoza in het boek behandelt komt niet aan de orde; ook in de uitgeversinformatie niet. Ik vermoed van niet. Spinoza was ook geen religieus denker (hoewel sommigen – b.v. Richard Mason – daar anders over denken) – maar had wel een filosofie over godsdienst.
En nu kom ik op het eigenlijke onderwerp van mijn blog.