Het Haagse Spinoza-standbeeld kwam er, ondanks fel verzet

0
431

 

In 1880 werd in Den Haag een standbeeld van Benedictus de Spinoza onthuld, nadat drie jaar eerder al zijn tweehonderdste sterfdag op grootse wijze was herdacht.
Het had, ondanks verzet, tot stand kunnen komen.

      

[foto van hier

In 1875 werd op initiatief van Johannes van Vloten ( 1818 – 1883) het Spinoza-comité opgericht met het oog op een standbeeld voor Spinoza.

Maar al in de tweede helft van de jaren zestig van de 19e eeuw werd over het idee van een standbeeld voor Spinoza gepolemiseerd in De Dageraad. Vooral de geneeskundige en radicale atheïst F.A. Hartsen vroeg om een standbeeld en in ’75 gaat Van Vloten 'om'.

De eerste verg. van het Voorlopig Spinoza-comité vond 17 aug. 1875 plaats. Hendrik Johan Betz (1842 – 1905) werd secretaris.

Men wilde op 21 febr. 1877 (de 200e sterfdag) een standbeeld van de wijsgeer onthullen. Maar dat ging niet lukken, ook al komen er internationale steuncomités (in Engeland nam Herbert Spencer het voortouw; in Duitsland Bertold Auerbach). Er kwam ook ruzie in het comité tussen degenen die het alleen om Spinoza’s ‘verdiensten op zuiver wijsgerig gebied’ gaat en anderen die het intitiatief ook ‘tegen het woelen van de klerikale partijen’ willen inzetten.

Om z'n bedoelingen bekend te maken verspreidde het comité in januari 1876 een circulaire getiteld Een standbeeld voor Spinoza, geschreven door Van Vloten. Gevraagd werd om een financiële bijdrage 'van allen, die het moedig streven naar waarheid, en het voorstaan der vrijheid van denken eren.' [Zie in dit blog de tekst van die circulaire]

Predikant Gunning was wel de felste tegenstander. 21 jaar ervoor, in 1854, keek hij nog terug op zijn studietijd waarin hij in Utrecht bij W. Opzoomer Spinoza had leren kennen (ws in 1847).