"Godt tasten met de handen onses verstants"

0
385

Spinoza, die de metafoor gebruikte van ‘bewijzen’ als de ‘ogen van het verstand’, zou bovenstaande zinsnede van Johannes Heurnius (1543-1601) zo als metafoor voor het effect van het begrijpen van de dingen (en van wetenschap) kunnen overnemen, dunkt me. Heurnius schreef dat in zijn boek “De Historie, Natuere ende Beduidenisse der erschickelicke Comeet” (1578). Ik lees deze passage op blz 133 van het gegevensrijke boek van Eric Jorink, Het Boeck der Natuere. Nederlandse geleerden en de wonderen van Gods Schepping, 1575-1715. Leiden: Primavera Pres, 2006.

Dit boek was mij al geruime tijd bekend, maar van de week heb ik het pas gelezen. Graag doe ik hier verslag van mijn leesbevinding, want ik beschouw het als een voor in Spinoza geïnteresseerden voortreffelijk boek dat veel achtergrondkennis biedt over natuurbeschouwingen en natuuronderzoek in de 17e eeuw, met de inzet de natuur naar God te laten wijzen, waartegen Spinoza, en dan vooral zijn TTP, gelezen kan worden.

Spinoza, zijn omgeving en zijn invloed, komen in dit boek op diverse plaatsen aan bod. En in het fraaie laatste hoofdstuk, lijkt het zelfs alsof alles bijna om hem draaide – alsof de natuurstudie en het schrijven erover vooral beoefend werd om – uiteraard op de eerste plaats – de gelovigen tot verwondering over de macht en wijsheid van de Schepper en verering van zijn grootheid en dankbaarheid voor zijn voorzienigheid te verleiden, maar ook om – een sterk tweede motief – de ongodisten, de atheïsten, van hun ongelijk te overtuigen. In het bestaan van atheïsten moet dus geloofd zijn.