“Het blijft bij dat alles uitermate moeilijk de beeldvorming van de werkelijkheid te onderscheiden, en oorzaken of gevolgen goed te plaatsen en te interpreteren. Zo heeft het virulente antiklerikalisme waarvan de vrijdenker en ex-jezuïet dr. Franciscus van den Enden (1602-1674) in 1662 in zijn Kort Verhael van Nieuw Nederlants Gelegentheit getuigt, bitter weinig met de situatie en achtergronden van Nieuw-Nederlands geschiedenis te maken. In dat half-utopische ontwerp voor een nieuwe democratische samenleving wordt met de eeuwig kibbelende, sektarische dominee niet een Amerikaanse pionier als Bogardus afgewezen, doch het prototype van de Hollandse, scheur-makende kerkfrik. Van den Enden kende Nieuw-Nederland slechts van horen zeggen, en dan nog niet erg precies. Wat hem daarin interesseerde was het ideaalbeeld van een onbedorven Amerindiaanse samenleving dat Adriaen van der Donck en David Pietersz de Vries in hun boekjes zo suggestief hadden geschetst en dat hij nu in antiklerikale zin herduidde.” [p. 350]
Dichter bij Spinoza lijken we via dit boek niet te kunnen komen dan langs deze afwijzing van het Kort Verhael van Franciscus van den Enden.
En toch ga ik dit recente boek van Willem Frijhoff, Evert Willemsz. Een zeventiende-eeuws weeskind op zoek naar zichzelf [Uitgeverij Vantilt, 2013 – ISBN 9789460041167] – ondanks nog te vermelden ‘bezwaarlijke opmerklijkheden’ – hier aanraden als schitterende achtergrondliteratuur waarmee we de door en door godsdienstige tijd van Spinoza beter leren kennen. Het boek bevindt zich mijlenver van Spinoza vandaan en levert toch verhelderende contextuele geschiedenis over de diverse godsdienstige richtingen en de politieke ambitie van de almaar dominanter wordende calvinistisch gereformeerde religie in de eerste helft van de 17e eeuw. En dat in een concrete lokale omgeving.