Gisteren las ik het boekje van Jan V. Meininger en Guido van Suchtelen over Franciscus van den Enden: Liever met wercken, als met woorden – de levensreis van doctor Franciscus van den Enden, leermeester van Spinoza, complotteur tegen Lodewijk de Veertiende [Heureka, Weesp, 1980]. Ik was er nooit eerder aan toegekomen, maar het stond wel op mijn te-doene-dingen-lijstje en gisteren leende ik het dan uit de Maastrichtse bibliotheek.
Ik vond het best een aardig boekje dat zich in één ruk liet uitlezen. Na 33 jaar, hoewel op vele punten achterhaald door nieuwe ontdekkingen, is het nog steeds de eerste én de beste monografie over Van den Enden. Maar het wordt langzamerhand wel tijd dat er een nieuwe biografie over deze man geschreven gaat worden. Iets om te stimuleren voor het Biografie Instituut in Groningen? Ik vrees echter dat Van den Enden daar als té onbelangrijk figuur in onze (cultuur-)geschiedenis wordt gezien.
Het is uiteraard leuk voor een lezer anno 2013 die intussen beter geïnformeerd is, passages te lezen als: “Zijn geschriften, zo ze al hebben bestaan, zijn geheim gebleven.” (p. 131). En: “Er is nergens een aanwijzing gevonden, dat Van den Enden inderdaad voor Hollandse Kolonisten op de oostkust van Amerika een onafhankelijke republikeinse regeringsvorm zou hebben ontworpen.” (eindnoot 2, p. 146) Dit schreven ze n.a.v. een bewering van Jean-Pierre Petitfils die in “Le complot du chevalier du Rohan”, in L’Histoire pour tous, 1969, had geschreven over een “Etat populaire invincible, qu’il avait déjà tenté d’appliquer en Nouvelle-Hollande.” (p. 116)