In joodse (orthodoxe) kringen fungeert Spinoza als model van dé ongelovige. Als je iemand die niet in een persoonlijke, voorzienige God gelooft, tegenkomt heb je een ontmoeting met Spinoza. Noem een personage Spinoza en de lezer weet meteen wat voor vlees hij in de kuip heeft. Ik ben dit al vaker tegengekomen.
Als specimen ervan kan ik wijzen op een verhaal dat momenteel op de Jewish Action online, Magazine of the orthodox Union te vinden is; het is een column van Charlotte Friedland, voormalig redactrice van het magazine. Het begint zo:
"Ja," zei ik, toen ik haar blik ving. Ze rolde met haar ogen. "Om precies te zijn, ik denk dat nu ik dit heb gezegd, we allebei veilig zullen zijn omdat het vliegtuig helemaal niet zal verongelukken."
"Ha! Alsof God luistert! Herinner me eraan om u te bedanken wanneer we in New York aankomen."
Dit gaat me een reis worden, dacht ik. Rip Van Winkle aan mijn ene, Spinoza aan m'n andere kant.
Een tik op mijn arm. "Je bent niet zoals de anderen," zei Spinoza langzaam. "Ik mag jou – of tenminste, ik zal met je praten." Oh, hemeltje.
Met die onheilspellende opening, begonnen we onze trans-Atlantische bespreking over het gebed, wat is er mis met de joodse samenleving, wat ging er mis in haar yeshivah onderwijs – al haar zonden, en de immoraliteit van het kopen van lederwaren…