De verleiding was te groot….

0
671
een inzending voor een -korte-verhalen-wedstrijd – eind tachtiger jaren 
 
Drie  Dubbele  Liefde

De laatste avond van de late dienst. Half twaalf. Nog een half uurtje, de kas opmaken en dan weer naar zijn eigen vrouw.
Karel geniet nog na van het mooie weer, de bovenramen open, zodat het avond-windje wat koelte binnenbrengt.

Morgen gaat hij weer op stap om geluiden te verzamelen. Zijn grote hobby, zijn passie. Naast zijn vrouw en zijn spoor. Hij heeft al veel bandjes met geluiden vol.  Morgen staan bosvogels op het programma.
»Waar doe je het voor?«, heeft zijn vrouw al dikwijls gevraagd.
»Als hobby.  En je kunt nooit weten!«

Het is al haast een gevleugeld antwoord. Zij snapt het niet, maar hij neemt altijd een bandje mee, als hij late dienst heeft.

Achter hem hoort hij hoe de brede haldeur open gaat.  Zeker nog iemand voor de laatste trein.  Als hij omkijkt staan er twee gedaanten voor het loket, veel te dik aangekleed voor het warme zomerweer. Een zwaait hem met de loop van zijn pistool dichterbij.
De loketwand is hier niet van gewapend of kogelvrij glas.
»Ik zal het geld pakken, een ogenblik. En wordt aub niet zenuwachtig«.
Karel draait zich weer om naar het bureau, waaraan hij zat te werken. Links daarvan staat een tafeltje met de geluidsinstallatie. Een lange, flexibele microfoon voor de doe 't zelver en daarnaast het cassette-apparaat voor de ingesproken mededelingen.

In minder dan twee seconden is het gebeurd.
Karel laat zich vallen, drukt ongezien de startknop van de cassetterecorder in en hij is verdwenen onder de loketwand, veilig voor kogels.
Na een minuut, waarin de twee kerels totaal verrast zijn en zich naar de toegangsdeur van het kantoor willen begeven, klinkt buiten, ver weg, het geluid van politiesirenes.
Met een duidelijk hoorbare vloek kijken de kerels elkaar aan.
Het geluid van de sirenes wordt steeds harder en na drie verdere minuten schalt het over het hele station.
Karel hoort de buitendeur met een knal dichtslaan en kijkt voorzichtig over de geldbak heen de hal in. Niets en niemand meer.
Met een druk op de knop valt er een doodse stilte over het station.  Alle luidsprekers op de perrons wachten weer op een gewone dienstmededeling.

Toch maar even de spoorwegpolitie bellen, die zal de regiopolitie wel verder informeren.
Even later is de politieauto voor de deur van de hal.
De agenten willen weten, waarom het zó afgelopen is. Eerst is er weinig geloof in het verhaal, maar dan start Karel opnieuw het bandje en de omgeving wordt weer opgeschrikt door het kabaal van sirenes.
Een van de agenten zegt
>Zo zie je, voor iedere oplossing is er wel een probleem.

Als Karel thuis komt moet hij het verhaal kwijt, zijn vrouw weer wakker en kwaad!
Maar als hij besluit met –» Weet je wel?  En je kunt nooit weten!«,  dan wordt ook zijn derde liefde nog actief.