Na de instructie komt de praktijk.
In mijn geval kwam de praktijk al vroeg. Met dank aan Teleac. En de heer van Keulen.
Nadat we ons eerst aan het lesmateriaal konden »vasthouden«, wilden we, met z’n vijven ook verder. Het was niet te verwonderen, dat onze gespreksleider, die al een aantal jaren hoofdredacteur was van Dia Regno, het orgaan van de wereldvereniging van protestants-christelijke Esperantisten, wel een boek wist te vinden, dat we collectief konden vertalen.
Het werd een boek over bijbelstudie. Van Ds. Okke Jager. Iedere overweging op een pagina. Een stukje Bijbeltekst. En korte inleiding. Een aantal discussievragen. En na overleg met schrijver en / of uitgever kreeg hij toestemming per maand een vertaalde pagina in Dia Regno te plaatsen.
Wij, als leden, vertaalden voor ons zelf in de tussenliggende tijd deze pagina’s. En ons huiswerk werd >op les< vergeleken en zo de definitieve tekst vastgesteld.
Hier lag voor mij al het eerste, duidelijke punt, waarbij »achtergronden« een rol spelen.
Het Esperanto kent een achtervoegsel voor een werkwoord, waarmee of de tegenwoordige tijd en met een ander woord de verleden tijd wordt aangeduid. Nu bleek, dat de prot.chr.leden het woord VERLOSSER vertaalden met Savinto (verledentijd), terwijl ik de voorkeur gaf aan het woord Savanto(tegenwoordige tijd), omdat voor mij het »verlossingsproces« iedere dag opnieuw doorgaat.
Het Esperanto kent een achtervoegsel voor een werkwoord, waarmee of de tegenwoordige tijd en met een ander woord de verleden tijd wordt aangeduid. Nu bleek, dat de prot.chr.leden het woord VERLOSSER vertaalden met Savinto (verledentijd), terwijl ik de voorkeur gaf aan het woord Savanto(tegenwoordige tijd), omdat voor mij het »verlossingsproces« iedere dag opnieuw doorgaat.
Dit was al vroeg voor mij het bewijs, dat men in de taal Esperanto zeer fijne details onderscheidelijk kon aangeven.
Iets, dat men het Esperanto vaak verweet en verwijt. En dus onwaar is.
Deze jaren bij de familie van Keulen thuis zijn mij oprecht dierbaar geworden en na hun dood herdenk ik hen met dankbaarheid.
Maar ik had Esperanto geleerd op de eerste plaats voor mezelf.
Via een »correspondentiecentrale« kreeg ik al gauw een adres van een oudere dame, die wel wilde corresponderen.
En dan ga je echt het diepe in. Alleen bleek er een reddingboei in de buurt! Deze mevrouw was net al haar man, leraar in Esperanto. Mijn fouten werden dus braaf gecorrigeerd en ik leerde er een hoop van. Vooral op het gebied van woord-kennis. Nee, het was geen nederlandse! Zij woonde in Ruse, een belangrijke stad in Bulgarije.
En zo werd ik ook geconfronteerd met het grote nadeel van dergelijke relaties. De correspondentie hield abrupt op. En ik wist van niets. Pas in de zomer van 1983, op het congres in Budapest kon ik bulgaarse esperantisten uit Ruse ontmoeten, die mij vertellen dat deze mevrouw was overleden.
Ik hoop, dat ik mijn vrienden en vriendinnen dit niet aan hoef te doen.
Maar … ik was nog steeds niet bij mijn doel, een bezoek aan Praag!
Ik vond een correspondentievriend, collega-spoorman in Tsjechoslovakije. Die vriend bleek echter een jonge vriendin, pas gehuwd, die op zo’n 40 km. van Praag af woonde.
En hier kreeg ik voor het eerst te maken met »politieke« overwegingen! Nee, zij was in het geheel niet van plan naar het Westen te vluchten. Ze wilde mij daarvoor ook niet gebruiken. Maar ik ervoer wel, dat alleen maar een »contact« met iemand uit het Westen belangrijk was voor het behoud van zelfrespect voor mensen, die het regime alleen verder maar konden aanvaarden en verder niets.
Ondanks de veelvoudige ellende, waarin Tsjechen en Slowaken (en wie verder niet achter het IJzeren Gordijn ?) moesten leven, gingen zij prat op de schoonheid van hun land en hun hoofdstad. En hier kwam ik dus aardig in de buurt.
Er volgde een uitnodiging en een totaal voor mij onbekende procedure, noodzakelijk voor het bezoeken van deze stad, werd in gang gezet. Omdat deze ervaringen nauw verbonden zijn aan de reis naar, het verblijf in en de terugkeer uit, wil ik die alleen vastleggen in het reisverslag dienaangaande.
Wanneer je dan ook de (toen) belangrijke Esperanto-tijdschriften gaat lezen, al dan niet verbonden aan het lidmaatschap van een of meer organisaties, dan zag je ook iedere zoveel weken de advertenties daarin, waarin weer om nieuwe correspondentieadressen werd gevraagd.
En zo maakte ik kennis met een poolse jonge vrouw, die naast een drukke baan bij een bank ook voor een steeds zieke man moest zorgen. Eerst is natuurlijk een baan bij een bank in een socialistische staat al iets bijzonders, maar wat hier de tweede achterliggende idee was, bleek ook al gauw. Wat toen zeer begrijpelijk was gezien de omstandigheden, namelijk het verzenden van pakjes naar Polen, gaat tot op vandaag de dag nog steeds door. Dat tekent dan wel, hoezeer het toen nodig was.
Noodzakelijk, zeker voor mensen in de steden was een volkstuintje, waar zelf aardappelen en groenten geteeld konden worden. Deed me sterk aan mijn oorlogservaringen denken.
Naast mijn lidmaatschappen, de verenigingsorganen en de correspondenties ging er door mijn eerste congres in 1982 een heel nieuwe wereld voor mij open.
Nieuwe ervaringen met mensen uit landen van over de hele wereld, waar je mee kon praten als waren het ouders, of broers of zusters van je. Een toen voor mij prachtige ervaring. In een prachtig land, België – dus met een enorme »ontsnappingsclausule« – want werd het je te veel, je kon je buiten de poort in het nederlands redden! – in een prachtige stad Antwerpen, die ik voldoende kende om mijn nieuwe vrienden en vriendinnen mee op stap te nemen buiten het congres om en in een fantastische ambiance, het congresgebouw grensde aan de beroemde Antwerpse dierentuin, waarvoor we een gratis doorlopende bezoekerskaart kregen (of konden kopen ?).
Het beviel zo goed, dat het jaar daarop het congres in Budapest niet werd overgeslagen.
En zo komt van het een het ander, wanneer je niet langs de kant blijft staan.
Overigens, met de genoemde dames buiten Bulgarije natuurlijk, onderhoud ik nog steeds schriftelijke contacten. Ook zonder uitwisseling van pakjes.