de Lucht van Lijm….

0
323

De Lucht van Lijm

Een van de eigenschappen van mijn moeder was haar spaarzaamheid. Voor een huisvrouw in de vorige eeuw geen zeldzaamheid. De crisisjaren rond 1930 en de vijf oorlogsjaren dwongen de meeste mensen wel tot spaarzaamheid waar het aankwam op geld en goederen.
Maar haar spaarzaamheid ging nog verder.

Vooral in de eerste periode was een van de reclamemiddelen om toch nog wat te verkopen: het cadeau-doen-bij-aankoop van bepaalde artikelen, voornamelijk etenswaren, van »punten«, of waardebonnen.

Die kon je dan inwisselen voor kopjes en bekers.

Maar er was ook een mogelijkheid om te sparen voor plaatjes. Omdat er nog steeds firma’s van toen bestaan zal ik geen namen noemen. Maar naast de normale boeken in onze boekenkast namen die boeken met plaatjes een voorname plaats in. En deze hebben ontzettend veel bij gedragen aan onze opvoeding. Niet alleen de zeer waardevolle boeken van Dr. Jac. P. Thijsse, die ons op zijn manier veel kennis en inzicht verschaften van de schoonheid van de natuur volgens een devies, dat later ook de slogan van een radioprogramma zou worden >Van wat leeft en groeit en ons steeds weer boeit<.
Maar ook verhalen, die nog vele jaren later sporen zouden achterlaten.
Een ervan >Jojo, de Sumatraan(se olifant ?)< hadden we nog te danken aan onze koloniale realiteit.
>Snoet’s wilde jaren< werden wat dichter bij huis mee-beleefd. Het was een soort >Alleen op de wereld< maar dan over een jongen met een grote belgische bouvier, die al zwervend de prachtigste avonturen beleefde met en door zijn onafscheidelijke vriend.


Zeer nadrukkelijk bij deze spaarwoede was de lucht van de plakmiddelen, die nodig waren om de plaatjes in de boeken te plakken. En daarmee zeer lang de lucht van deze boeken bepalend.


Die sporen in de latere jaren ?
Onze eerste hond, die de naam van Ĝojo kreeg, dat door de kinderen al direct tot Jojo werd verbasterd. Onze tweede hond, een zwarte bouvier, die Snoet werd genoemd.

Maar nog het meeste indruk maakte een boek zonder spaarplaatjes. Het werd voor mij HET boek van mijn jeugd en ik ben nog steeds een lieve vriendin, die het zeer vele jaren later nog eens op een boekenmarkt vond en ongevraagd voor mij kocht, zeer dankbaar voor deze zeer geliefde nagedachtenis aan mijn jeugd.
Toch was het niet een product van een kinder-schrijver. En ook niet van iemand, die zich een didact voelde. Het was gewoon een literator, die al menig roman had geschreven. Johan Fabricius. Voor de producten van »van Nelle«, de destijds bekende koffie-en thee-»fabriek« in Rotterdam, die dus niet alleen beroemd werd om zijn architectonisch bouwwerk, schreef deze schrijver

De Wonderbaarlijke Avonturen van Bartje Kokliko.


Het is het verhaal van een kabouter, die in het bos, waar zijn stam woont verdwaald raakt en zo in de mensenwereld terecht komt. Natuurlijk is die wereld die van de dertiger jaren van de 20e eeuw, maar de schrijver heeft voor die ontdekkingsreis wel een aantal mensen beschreven, die toen niet tot het gewone publiek gerekend werden. Mensen, die later met het lelijke engels woord underdogs werden aangeduid.
Maar wel mensen, die een ingrijpende rol in zijn leven gaan spelen. Zo zelfs, dat zijn grootste verlangen wordt om ook een mens te zijn als zij. Aan het eind komt de schrijver met een soort »Rusalka«-effect, hij ontmoet weer zijn oude hoofdman Grijsbaard, die hem omtovert tot echt mens. Waardoor hij dan ook tot die gemeenschap mag en kan gaan behoren en zelfs verliefd wordt.
Op die reis langs die soorten van mensen wist de schrijver wel een aardig tijdsbeeld te schetsen, aan de hand waarvan zich de jonge lezer een wat vriendelijker idee kon vormen over de figuren in het boek, dan de gemeenschap in het algemeen kon opbrengen.

Om het sparen wat aantrekkelijker te maken, was de eerste uitgave verdeeld in drie delen. Het later her-uitgegeven boek is in 1958 in één band bij Leopold verschenen.
Het boek is zeker niet meer het meest fraaie in mijn boekenkast. Maar dat doet aan mijn waardering niets af. Ik zou graag nog eens een oud plan hiermee willen uitvoeren, maar ik ben bang, dat daar wel niets meer van zal komen.