Aan het eind van het blog
van eergisteren over de ‘corpora simplicissima’ wees ik erop dat Karel D’huyvetters
binnenkort al toe zou zijn aan zijn vertaling en toelichting van de kleine
fysica.
En zie, de volgende dag,
gisteren dus, was die er al. Graag wijs ik erop: cf. Spinoza in Vlaanderen. Hij vertaalt ‘corpora simplicissima’ met: “de meest
eenvoudige lichamen.” Hier neem ik de volgende passage uit zijn toelichting
over:
“Een
complex samengesteld individu blijft zichzelf onder de inwerking van allerlei
invloeden. Dat geldt zoals we vastgesteld hebben voor lichamen die bestaan uit
de meest eenvoudige onderdelen, namelijk fysische elementen of lichamen die
enkel van elkaar verschillen qua beweging en rust. Wanneer het echter gaat om
complexe individuen die samengesteld zijn uit lichamen van een verschillende
natuur, zal dat complex lichaam eveneens zijn natuur behouden, zelfs al
ondergaat het talrijke inwerkingen, aangezien de beweging van de samenstellende
individuen geen invloed heeft op de natuur van het geheel. Zo zien we een
accuraat maar verrassend beeld ontstaan van identieke elementaire deeltjes die
op allerlei manieren steeds grotere eenheden vormen tot uiteindelijk het hele
universum tevoorschijn komt als een dergelijk geheel van oneindig veel delen en
dat ondanks oneindige veranderingen toch zijn eigenheid, zijn natuur of
essentie behoudt. Ook dat is een kerngedachte bij Spinoza, die op verscheidene
momenten en in verschillende contexten opduikt: het behoud van de eenheid in de
complexiteit van de verscheidenheid en de verandering. Het is niet voor niets
dat men hem een monist noemt.”
Op de kwestie die ik in het vorige blog uit de secundaire
literatuur oppikte, namelijk de vraag of “de meest eenvoudige lichamen”
reëel bestaande kleinste dingen of eerder denkdingen zijn, gaat hij niet in, maar uit
zijn toelichting, heb ik de indruk dat ook hij ze ziet als
werkelijk bestaande meest kleine lichamen, onderdelen van complexe lichamen.