De geestige Spinoza

0
425

“Tussen bespotting (irrisio) en lachen (risus) zie ik een groot verschil,” zei Spinoza in 4/45s, “want gelach is evenals scherts louter blijdschap en, mits een teveel vermeden wordt, als zodanig een goed.” De lach, indien met mate, kon er dus mee door.

Bekend is zijn: “Sedulo curavi humanas actiones non ridere non lugere neque detestari sed intelligere”  Tractatus Politicus, Caput I, § 4] 'Ik heb er altijd met zorg naar gestreefd de menselijke handelingen niet te bespotten, niet te betreuren noch te verachten, maar te begrijpen.' En zijn hele Ethica is in feite één pleidooi voor begrijpen van mens en wereld. Daarin: “Irrisio est laetitia orta ex eo, quod aliquid, quod contemnimus in re, quam odimus, ei inesse imaginamur.” [3/AffDef 11]. “Bespotting is de blijdschap die ontstaat, doordat wij ons voorstellen dat een door ons gehaat object iets verachtelijks heeft.” Het is duidelijk: bespotting gaat Spinoza te ver.

Het lijkt al met al niet dat Spinoza erg bekend staat om een groot gevoel voor humor.

De vaak wat iezegrimmige biograaf van Spinoza, Gullan Whur, zeker ook waar ze Spinoza's gevoel voor humor onderzocht, schreef in Spinoza: een leven volgens de rede, [p. 151]: Na zorgvuldige afweging neig ik ertoe te concluderen dat humor voor Spinoza – net als voorzichtigheid – een ideaal en geen aanleg was. De opgewektheid die ik goed heb genoemd is gemakkelijker te begrijpen dan in werkelijkheid waar te nemen. [4/44s]