Praag !
De voorbereidingen beginnen bij de Tsjecho-Slowaakse ambassade in Den Haag. Een prachtige, kapitalistische villa in een even zo mooie en rustige buurt van onze Hofstad, nabij de parken en waterpartijen rond Madurodam. Opzij van de villa staat een aanbouw, die vroeger garage geweest zou kunnen zijn en daar mag je, wanneer je een Kleine Boodschap hebt, naar binnen. Een vriendelijke, goedgeproportioneerde dame vraagt aan ieder in het duits, wat de bedoeling is. Met je paspoort gaat ze een formulier invullen en alles verdwijnt in een belendende kamer. Plus het geld, dat het moet kosten.
De volgende, aub !
Na enige wachttijd word je weer opgeroepen en je krijgt je pas met de nodige stempels en wat formuliertjes terug. Welkom, Hollander!
Er wordt niet gevraagd, wat je er wil gaan doen. Men vraagt niet, of je er mensen gaat ontmoeten. Zaken, waar ik wel rekening mee gehouden had. De voorlichting van het reizen per auto worden duidelijk uiteengezet. Dat heeft nu nog geen belang, want ik reis per trein.
Dat wordt hoofdstuk 2, samen met hoofdstuk 3, waar ik hotelruimte moet vinden.
Dat wordt hoofdstuk 2, samen met hoofdstuk 3, waar ik hotelruimte moet vinden.
Via een reisbureau, dat het duidelijk jammer vindt, niet meer aan mij te kunnen verdienen, krijg ik een betaalbare kamer in het Botel. Een hotel aan boord van een drijvend schip. Zoiets als destijds de hoerenboot in Rotterdam. Of de nog bestaande gevangenisschepen. Maar hier houdt ook iedere vergelijking mee op.
Hoofdstuk 2 was voor mij het leukst. Deze toch destijds ongewone reis uitzoeken. We schreven 1977 en verhuisden ongewild in een toestand van 50 jaar eerder.
Jawel! In Duitsland was alles in orde, volgens de mogelijkheden en gebruiken van die tijd.De laatste overstap was in Nűrnberg. Ik moest er nog al lang wachten, maar de trein, die om tien voor twaalf ‘s nachts moest vertrekken, vertrok ook, keurig op tijd. Maar bij binnenkomst voor het perron, dacht ik in een museumtrein te moeten gaan reizen. Drie wagons waren voldoende om de belangstellen te bergen. Een oude, hijgende stoomloc dacht het zaakje wel te kunnen trekken. De wagons waren echt het uitschot, wat de DB voor zijn buurland over had. Nog met z’n vieren op een bank. Dus acht in een coupé. Zeer beperkte verlichting. Ze zullen toch wel zo gaan slapen! Maar dan moet je niet al bijna een dag onderweg zijn!
Hoofdstuk 2 was voor mij het leukst. Deze toch destijds ongewone reis uitzoeken. We schreven 1977 en verhuisden ongewild in een toestand van 50 jaar eerder.
Jawel! In Duitsland was alles in orde, volgens de mogelijkheden en gebruiken van die tijd.De laatste overstap was in Nűrnberg. Ik moest er nog al lang wachten, maar de trein, die om tien voor twaalf ‘s nachts moest vertrekken, vertrok ook, keurig op tijd. Maar bij binnenkomst voor het perron, dacht ik in een museumtrein te moeten gaan reizen. Drie wagons waren voldoende om de belangstellen te bergen. Een oude, hijgende stoomloc dacht het zaakje wel te kunnen trekken. De wagons waren echt het uitschot, wat de DB voor zijn buurland over had. Nog met z’n vieren op een bank. Dus acht in een coupé. Zeer beperkte verlichting. Ze zullen toch wel zo gaan slapen! Maar dan moet je niet al bijna een dag onderweg zijn!
De nachtrust werd verder nog geholpen door de bijna absolute duisternis van het middengebergte van Noord Frankenland, Beijeren. De enige afwisseling verzorgde de loc, die luid toeterend iedere volgend tunneltje weer in reed. Het weer verslechterde met het uur. Bij een stop van het station van de Wagnerstad, Beireuth, was ik klaar wakker. Druipende druipregen buiten. Opwekkend als de muziek van de grote componist zelf.
Inmiddels binnen vochten 8 lijfluchtjes om de heerschappij. En zo verdwenen we weer in de nacht.
Tot het ineens dag-helder werd. Het treintje stopte even, als moest het zich letterlijk tussen beide wanden door-wringen. Enkel spoor en inderdaad aan twee zijden muren met om de paar meter felle schijnwerpers. Zeer langzaam reden we verder. Rondom verdwenen de muren en de contouren van een station, dat duidelijk rijkere dagen gekend had, werden zichtbaar. Direct nadat de trein stopte, begonnen uit vele luidsprekers allemaal »reisadviezen« te klinken. In het tsjechisch. U moet op uw plaats blijven zitten, onder geen voorwaarde de trein verlaten. Ik verstond niet of de doodstraf onmiddellijk voltrokken zou worden. Soldaten met geweer in de aanslag trokken onder aan mijn raam voorbij. Het gedoe op het perron kon ik niet zo volgen. Pascontrole door soldaten, weer met mitrailleurs. Weer stilte. Dan pascontrole door de politie. Inmiddels hadden de soldaten de platen in het plafond van de corridor gesloopt en waren ze op de tussenliggende verdieping gekropen.
Die tsjechen weten kennelijk hoe ze »zwart« kunnen reizen ! Nou, vergeet het maar. Toen kwam er nog een keer de douane langs om naar »verboden waren« te zoeken. Maar tegen mijn schone overhemden en sokken was niets in te brengen. Naar mijn idee duurde alles uren. Hoewel we exact na de geplande tijd van 105 minuten met een verse, nu dieselloc de reis konden voortzetten.
Tot het ineens dag-helder werd. Het treintje stopte even, als moest het zich letterlijk tussen beide wanden door-wringen. Enkel spoor en inderdaad aan twee zijden muren met om de paar meter felle schijnwerpers. Zeer langzaam reden we verder. Rondom verdwenen de muren en de contouren van een station, dat duidelijk rijkere dagen gekend had, werden zichtbaar. Direct nadat de trein stopte, begonnen uit vele luidsprekers allemaal »reisadviezen« te klinken. In het tsjechisch. U moet op uw plaats blijven zitten, onder geen voorwaarde de trein verlaten. Ik verstond niet of de doodstraf onmiddellijk voltrokken zou worden. Soldaten met geweer in de aanslag trokken onder aan mijn raam voorbij. Het gedoe op het perron kon ik niet zo volgen. Pascontrole door soldaten, weer met mitrailleurs. Weer stilte. Dan pascontrole door de politie. Inmiddels hadden de soldaten de platen in het plafond van de corridor gesloopt en waren ze op de tussenliggende verdieping gekropen.
Die tsjechen weten kennelijk hoe ze »zwart« kunnen reizen ! Nou, vergeet het maar. Toen kwam er nog een keer de douane langs om naar »verboden waren« te zoeken. Maar tegen mijn schone overhemden en sokken was niets in te brengen. Naar mijn idee duurde alles uren. Hoewel we exact na de geplande tijd van 105 minuten met een verse, nu dieselloc de reis konden voortzetten.
Rond het emplacement waren de laatste resten van de grensmuren nog te zien, maar via een vallei, die aan Arnhem deed denken, verlieten we het grensstation. Hier verlichtte een bleek maantje het landschap, dat ook zonder de voorgeschiedenis spookachtig overkwam. Voor zover ik wakker bleef achter het raam zag ik heuvels en dalen elkaar in het maanlicht afwissleen. Af en toe een stop op een station. Met enige moeite kon de de tsjechische naam vertalen in het meer bekende duitse. Marienbad en Plzen en zo. Uit de reisbeschrijving zouden we na Beroun de beroemde Karlsburcht boven in de bergen kunnen zien. Maar helaas zat ik weer aan de verkeerde kant.
Het binnenrijden van Praag duurde minstens een uur. iedere keer weer opnieuw een andere voorstad. Soms akelig met rijen aaneen van grauwe flats. Dan weer plaatsen met kleinere huisjes met leuke tuinen er omheen.
Dan een groter station. Nee, blijf nog maar even zitten, we zijn er nog niet.
En dan gaat het met veel bochten, een prachtige spoorbrug over de Moldau, een tunnel in. Aan het einde dan eindelijk het Hoofdstation van Praag. Klam vochtig door het weer. Ouderwetse tegeltjes-wanden op de trappen en in de tunnel. Dan de hal, waar ik al gauw mijn gastvrouw ontdek. Ik had met haar kop-kleiner geen moeite haar te omhelzen. Ik begreep echter te laat, dat zo’n hollandse knuffel-op-z’n-belgisch hier niet gebruikelijk was.
Ik wilde met mijn koffer naar een taxi, maar dat was ook niet iets, wat zij gewend was. Liever de tram. We hoeven niet over te stappen. Direct het later meest beroemde plein op van de stad, een paar smallere straten en dan die heerlijke rivier. Het Botel lag zuidelijk, nog voorbij de »oer-voorstad« van Praag, zoals Delfshaven van Rotterdam. Deze wijk ligt als een vesting op een rots, die de rivier raakt. Een klein tunneltje verleent doorgang aan tram en ander verkeer. En dan nog bijna 200 meter naar het schip, waar ze een keurige tweepersoonskamer voor me in orde gemaakt hadden.
Boven een mooi restaurant, waar ik zou kunnen eten. Maar ik hoopte er weinig gebruik van te maken. Nu ik er dan eindelijk was, moest ik het zien ook!
De eerste indruk, die ik al voor het station kreeg was de »stadslucht«, die me sterk aan Engeland deed denken. Uitsluitend kolenkachels zorgden voor een aanzienlijk koolmonoxide geurtje, dat geholpen door de lage regenbewolking tussen de heuvels van de stad bleef hangen. Het tweede dat me direct opviel was dat in tegenstelling tot mijn oorlogservaringen hier nauwelijks soldaten op straat te zien waren en russische militairen al helemaal niet.
Wat ik in die week te zien kreeg is in alle reisgidsen nu over Praag min of meer keurig beschreven. Opvallend, nogmaals, was dat ik nergens de indruk kreeg van een bezet land. Hoewel hier maar een beperkte keuken te ervaren leek. Zo van, we bieden onze gasten aan, wat de ongenode gasten ons overlaten.
Ondanks het vochtige weer, dat eigenlijk alle dagen bleef, heb ik veel van de stad gezien. Echter, de »dag« eindigde iedere keer om kwart over drie ‘s middags. Want dan vertrok de »laatste« trein in de richting van haar dorp. Ze moest nog een keer overstappen, waarna ze dan nog een uur naar huis moest lopen. De volgende busverbinding was zeer spaarzaam. Maar het gaf me wel de gelegenheid me aan de hand van mijn voorbereidende literatuur te oriënteren.
Een dag ben ik met haar die reis naar haar woning gaan maken. Kennis gemaakt met haar man. Gewandeld in de omgeving en..alleen weer terug. Ik kreeg een bijzonder goede indruk van hun leven daar. Van enige rijkdom was geen sprake, maar men >kon ervan leven<. De meeste mensen hadden werk en er waren sociale voorzieningen.
Toen ik de laatste avond weer op mijn nachttrein wachtte in een zeer ruime restauratie, waar de oude glorie letterlijk vanaf droop, was ik blij voor de gelegenheid die ze mij geboden hadden. Door het miese weer was Praag dan wel niet zo goud als ik het uit al die boeken kende, maar ik zou hier graag – met beter weer – eens terugkeren.
De terugreis ging in omgekeerde volgorde. Ik sliep alleen beter tot de grens omdat de spanning van de verwachting totaal ontbrak. Het afscheid, dat het regime ons bood, was mogelijk nog meer militaristisch dan op de heenweg. En ik was blij in Duitsland weer in een behoorlijke trein te kunnen zitten. Thuis bleef me nog het werk aan de eerste dia’s die ik onderweg gemaakt had.