Over de idea Dei is het vaak gegaan op dit blog, dat zal de
geregelde bezoeker zeker niet zijn ontgaan. De laatste keer was op 20 april
2016 in het blog dat de titel meekreeg: “De IDEA DEI en de INTELLECTUS
INFINITUS – rediviva resp. redivivus.” Het betrof een gastblog met een tekst
van Henk Keizer. Ook deze keer kwamen we er niet uit en bleven we elk vasthouden
aan onze uiteenlopende interpretaties.
Ons verschil van inzicht komt
erop neer dat Henk idea Dei wil lezen als de idee van God zoals gedefinieerd in
1/Def4, dus in strikte zin wil lezen als uitsluitend de idee van de natura
naturans, terwijl ik vanuit stelling 2/3, waarin volgens mij voor het eerst de
idea Dei wordt ingevoerd, de idea Dei lees als omvattend ‘het wezen van God en van
al wat daaruit volgt’, dus als een ruimer idee, nl. omvattend de natura
naturans én de natura naturata.
Een aanrader en goede gewoonte om Spinoza’s definities en
stellingen goed en beter te begrijpen is door na te gaan op welke manier hij zelf
op latere plaatsen in de Ethica
gebruik maakt van de door hem geïntroduceerde begrippen.
Ik hoop hier aan te tonen hoe Spinoza in zijn latere uitleg
van zijn filosofie laat zien hoe hij de idea Dei inzet, wat de functie is van
deze idee en waarom hij dit begrip dus heeft ingevoerd. Ik ga laten zien dat
Spinoza de idea Dei twee rollen laat vervullen. Op twee manieren vervult, zo
zal blijken, de idea Dei een eenheid scheppende functie. Daarmee zal duidelijk te
zien zijn wat een belangrijke, centrale rol de idea Dei in zijn filosofie vervult en
is het onbegrijpelijk dat er in de secundaire literatuur zo weinig analyse over
te vinden is. Ik heb uiteraard niet alles gezien, maar wel veel en kwam nog
nergens een inzicht tegen dat ik hier ga brengen.