In dit vierde blog over de vierde definitie van het eerste deel van de Ethica [“Per attributum intelligo id, quod intellectus de substantia percipit, tanquam ejusdem essentiam constituens“] doe ik dan eindelijk een voorstel voor een vertaling van deze als zo apert lastig geziene tekst. Je kunt de betreffende definitie eigenlijk pas goed vertalen als je hem begrepen hebt, maar om hem goed te begrijpen moet je hem goed kunnen vertalen. De bekende vicieuze cirkel van het vertalen, zeker van niet eenvoudige filosofische teksten. Er zijn goed beschouwd twee mogelijke onduidelijkheden en dus valkuilen: 1) wat is de betekenis van ‘constituens in de definitie – ‘constituerend'?
2) waarop slaat het constitueren? Moet het worden toegepast op het attribuut of op de idee van het attribuut?